De warme periode tussen de ijstijden van het Saalien en het Weichselien wordt het Eemien genoemd. De gemiddelde temperatuur lag in de warmste periode van dit tijdvak hoger dan in de huidige tijd.
Door het smelten van grote landijskappen was de zeespiegel sterk gestegen waardoor een groot gedeelte van Nederland overspoeld werd door de Noordzee. De Rijn stroomde tijdens het Eemien in een noordelijke richting.
In de tamelijk warme periode van het Eemien liepen ook de dalen van de lager gelegen rivierdalen vol water. Daarbij werden kleilagen afgezet. Hogerop op de natte gronden ontstonden veenpakketten. Zowel deze klei als dit veen bevindt zich tegenwoordig overal diep in de bodem, bedekt door latere afzettingen.
Naarmate de temperatuur steeg werd in Brabant de begroeiing met eiken en andere loofbomen dichter. Toen de temperatuur geleidelijk weer daalde zorgde dit voor een opkomst van berken en naaldbomen.
In Zuid- en Midden-Europa verspreidden zich in deze periode eerst de Neanderthalers, later de moderne mens. Ook in Nederland zijn werktuigen uit het Eemien aangetroffen, onder meer in de Limburgse Peel en in Venray.
Bronnen
Kaspar, F., e.a., "A model-data comparison of European temperatures in the Eemian interglacial", in: Geophysical research letters (jrg. 32, nr. 11, 2005), 1-5.
Wesselingh, F., Laat-Pleistoceen. 11.800 - 126.000 jaar geleden, zie: http://www.geologievannederland.nl/tijd/reconstructies-tijdvakken/laat-pleistoceen (stand op 18 juli 2018).