Hertog Jan II en de Armenkruistocht

Hertog Jan II

Hertog Jan II. (Bron: Adriaan van Baerland, Rerum gestarum a Brabantiae ducibus gestarum historia, 1526, Wikimedia Commons)

Alle rechten voorbehouden

In de middeleeuwen vonden oproepen tot kruistochten veel gehoor. Ook de Brabantse hertogen namen deel aan expedities om het christelijk geloof te verdedigen. Maar in 1309 streed hertog Jan II (1275-1312) van Brabant juist tegen een leger van kruisvaarders.

Na het succes van eerdere kruistochten werden de staatjes die Europese kruisvaarders in het nabije oosten hadden gesticht aan het einde van de dertiende eeuw wederom door de Saracenen bedreigd. Als gevolg werd in Europa de roep om een nieuwe kruistocht steeds sterker. Rijke edelen met grote legers en gevierde ridders die als huurling door Europa zwierven waren de voornaamste doelgroep van deze preken. Aangetrokken door de kans op rijkdom en vergeving voor hun zonden, waren het echter vooral de armen, die gehoor gaven aan de oproep en naar de pauselijke hoofdstad Avignon trokken. Omdat zij de overtocht naar het Heilig Land zelf niet konden betalen, hoopten zij zich met pauselijke zegen in te schepen bij de hospitallers, die zich aan het pauselijk hof opmaakten voor de kruistocht.

Op hun tocht naar Avignon werden vele Joden het slachtoffer van hun agressieve ‘verdediging van het Christendom’. In de beleving van de kruisvaarders, was het belangrijk zowel binnen als buiten Europa het Christendom te beschermen tegen haar ‘vijanden’. Zo werden in het Gelderse Born bij Maastricht 110 Joden vermoord die zich tevergeefs in het kasteel verschanst hadden.

De Joodse gemeenschappen in de Brabantse steden Leuven en Tienen wachtten dit leger niet af en vluchtten naar het kasteel van Genappe, een burcht van hertog Jan II van Brabant. Ook hier konden zij echter niet rusten, want het kruisvaardersleger belegerde de burcht en verzocht om uitlevering van de Joden.

Volgens de Abdijkroniek van Sint Truiden was het de hertog zelf die de burcht wist te ontzetten. “Hertog Jan bracht een leger in slagorde en streed zelf in de eerste gelederen; terstond geraakte de menigte in paniek en nam de vlucht; de hertog doodde er velen en dreef de rest uit zijn gebied.”

Deze kruistocht zou zo als niets meer dan een roversbende de geschiedenisboeken in gaan. Eenmaal aangekomen bij het pauselijk hof in Avignon werd de bende door de paus naar huis gestuurd met de boodschap dat er te weinig schepen beschikbaar waren en hun hulp niet langer nodig was. Ook in de kroniek Brabantse Yeesten kregen zij weinig sympathie. Aan het einde van een groots opgezet verhaal, liet schrijver Jan van Boendale (1280-ca. 1351) hen roemloos afdruipen:

“Doen trocken thuuswaert die dwase,

Die met ghepipe ende met gheblase

Henen trocken, met joyen groot,

Ende quamen thuus soe bloot

Dat si en brachten gheen goet,

Noch enen scoe an haren voet.“

 

Bronnen

Boon, B., “Joods leven in middeleeuws Brabant”, in: J. Cahen, en A. Van de Sande (red), Joods leven in Brabant. Bijdragen tot de geschiedenis van een minderheid, (‘s-Hertogenbosch, 1996), 68-73.

Willems, J. en Bormans, J., Les gestes des ducs de Brabant en verses Flammands du XVe siècle, deel 2, (Brussel, 1843), 501-642.

Jappe Alberts, W. en Jansen, J. (red.), Kroniek van de abdij van Sint-Truiden. Deel 2. 1138-1558, Leeuwarden/Maastricht, 1988.