De geschiedenis van het pand gaat echter veel verder terug. Dat is al te zien aan het spitse klokkentorentje dat wat vreemd afsteekt bij de elegante achttiende-eeuwse gevel met zijn natuurstenen deuromlijsting en stoeppalen. Het doet denken aan een kapel en wie binnen aanschuift aan een van de witgedekte tafels ziet dat nog eens bevestigd in het houten tongewelf en de stenen pilaren.
Voordat het pand in de zeventiende eeuw als weeshuis in gebruik werd genomen, was hier het gasthuis van Geertruidenberg gevestigd. Over de oorsprong ervan tast men in het duister. Vrijwel zeker had Geertruidenberg al in de vroege veertiende eeuw de beschikking over een gasthuis, misschien ook op deze plek aan de Markt. Vanaf 1436 werden er hier in elk geval passanten, pelgrims en zieken opgenomen. Het pand was ooit veel groter. Naast de nu nog aanwezige kapel waren er volgens beschrijvingen nog diverse andere vertrekken: een grote kamer met zes bedden, een vrouwenkamer met drie, later vier bedden, dan de beijert – de ruimte voor passanten die slechts een enkele nacht onderdak kregen − met vier, later zes bedden, een kamertje voor die dienstbode, een regentenkamer en een keuken. Zo was tenminste de situatie in de zestiende en zeventiende eeuw.
Het is echter niet onwaarschijnlijk dat de kapel de oorspronkelijke gasthuiszaal is geweest zoals ook elders het geval was, bijvoorbeeld bij het Sint-Maartensgasthuis in Bergen op Zoom. In de kapel stond een altaar dat gewijd was aan de heilige Catharina – het gasthuis was tenslotte een godshuis, waar ‘om Godes wille’ liefdewerk werd verricht. Twee maal in de week droeg een van de kanunniken van de Gertrudiskerk of een plaatsvervanger hier de mis op.
Het gasthuis had een eigen bestuur, de gasthuismeesters. Desalniettemin hielden zowel de wereldlijke en kerkelijke overheid graag een vinger aan de pols. Een zestiende-eeuws overzicht laat zien dat er veel geld omging in het gasthuis. Men had de beschikking over ruime inkomsten uit landerijen, uit geld- en roggerenten en uit huizen en erven in de stad. Het merendeel daarvan was in de loop van de tijd vergaard uit schenkingen en testamenten.
Bronnen
Van Mosselveld, J., De stedelijke godshuizen van Geertruidenberg, z.p., 1965.
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 90.