Al op de lagere school groeide bij Pieter van Moergastel een verlangen naar een leven als geestelijke. Het was dan ook niet verwonderlijk dat hij zich voor het voortgezet onderwijs aanmeldde op het juvenaat van de Broeders van Huijbergen. Aansluitend daarop behaalde hij aan de Bredase Sint-Franciscuskweekschool zijn bevoegdheid tot onderwijzer.
Musicus
In de jaren op het juvenaat had Pieter van Moergastel een grote liefde voor muziek aan den dag gelegd, daarin gestimuleerd door de broeders Marcellus en Martialis, respectievelijk leerlingen van de Belgische componist Lodewijk Mortelmans en de Bredase musicus Coos Van Overbeek. Toen hij na zijn kweekschooltijd ging lesgeven, combineerde hij dat dan ook met een orgelstudie bij Huub Houët aan het Brabants Conservatorium te Tilburg. Op aandringen van Louis Toebosch, destijds directeur van het conservatorium, breidde hij zijn studie uit met schoolmuziek als tweede hoofdvak.
In 1968 behaalde hij het diploma schoolmuziek, waarna hij een betrekking aanvaardde als muziekleraar aan het Chrysostomuslyceum in Boxmeer, het huidige Elzendaalcollege. Zijn hele werkzame leven zou hij deze taak, de muzikale vorming van kinderen, blijven vervullen. Met zijn brede grijns en zijn twinkelende ogen wist hij kinderen snel voor zich te winnen. Daarnaast vormden zijn vakmanschap en zijn liefde voor de muziek een grote stimulans voor zijn leerlingen.
Een wereldlijk leven
Het persoonlijk leven van Pieter van Moergastel had inmiddels een belangrijke wending genomen: na ampele overwegingen was hij uitgetreden uit het broederklooster. In 1967 trouwde hij met de altsoliste Lia Ligthart, met wie hij drie kinderen kreeg: twee dochters en een zoon. Bijna dertig jaar lang deelden zij een leven dat vóór alles werd bepaald door hun passie voor de muziek, een passie die zij ook op hun omgeving wisten over te dragen. Zo gaven zij in hun toenmalige woonplaats Cuijk samen regelmatig concerten in de Martinuskerk. Samen ook richtten zij er het kamerkoor Nuit d'Art op, dat in 1984 de winnaar zou worden van het Nederlands Koorfestival, en daarnaast een kinderkoor dat voortkwam uit het gemengd koor Zang Veredelt, waarvan Pieter inmiddels dirigent was geworden.
In 1970 rondde Pieter van Moergastel zijn orgelstudie af, maar zijn muzikale vorming zette hij voort met de studierichting Theorie der Muziek. Vanaf 1975 gaf hij zelf les aan het Brabants Conservatorium, aanvankelijk in Algemene Theoretische Vakken, maar na het vertrek van zijn leermeester Jan van Dijk volgde hij deze op als hoofdvakdocent Theorie der Muziek. Zijn specialisme was het contrapunt, de techniek van het verweven van verschillende zelfstandige melodielijnen. In dit verband schreef hij met enkele collega's het handboek Modaal Contrapunt als een studie naar de wijze waarop dit in de zestiende-eeuwse muziek van Palestrina en zijn navolgers was verwerkt.
De verhuizing van het gezin Van Moergastel naar Tilburg in 1976 markeerde een nieuwe periode van muzikale activiteiten. In hun riante behuizing - een voormalige fabrikantenwoning aan de Goirkestraat - organiseerden Pieter en Lia tal van huisconcerten, waarbij zij gastvrijheid boden, zowel aan beginnende en gearriveerde musici als aan een steeds weer talrijk en enthousiast publiek.
Ad Parnassum
In 1980 richtten Pieter van Moergastel en Lia Ligthart het kamerkoor Ad Parnassum op, dat zijn naam - "naar de top van de berg der kunsten" - meer dan waar maakte. Zo won Ad Parnassum driemaal het Nederlands Koorfestival, namelijk in 1985, 1986 en 1993. Radiouitzendingen van het semi-professionele koor werden verzorgd door de NOS, de VPRO, de KRO, de NCRV en de BRT. Voorts maakte Ad Parnassum enkele geslaagde cd-opnames en werkte het mee aan spraakmakende muziekuitvoeringen, waaronder de première van Viva la Musica van Herman Strategier in de Rotterdamse Doelen, met begeleiding door het Rotterdams Philharmonisch Orkest en in aanwezigheid van Hare Majesteit Koningin Beatrix.
Daarnaast was Pieter van Moergastel jarenlang werkzaam als organist in de Vredeskerk en de Heuvelkerk, beide in Tilburg. Toen hij in 1988 in de laatstgenoemde kerk werd aangesteld als dirigent, voerde hij er opnieuw het gregoriaans in, de bron van de westerse muziek, die hij echter evenzeer beschouwde als een essentieel onderdeel van de hedendaagse liturgische praktijk.
Van Moergastel in het Brabantse muziekleven
Maar behalve van het gregoriaans was Pieter van Moergastel een warm pleitbezorger van koormuziek van eigentijdse componisten. In die zin vervulde hij - koorleider zowel als organisator - een centrale en toonaangevende rol in het Brabantse muziekleven van de afgelopen jaren. Als voorzitter van de Stichting Concerten Goirkese Kerk zette hij bijvoorbeeld een reeks festivals op met concerten zowel in Tilburg als andere Brabantse steden. Daaronder het Brabants Badings Festival in 1987, het Toebosch-Peeters Festival in 1989 en het Andriessen-Van Hemel Festival in 1992, bij gelegenheid van de honderdste geboortedag van beide componisten. In 1996 was hij een van de drijvende krachten achter de muziekmanifestatie 200 jaar Noord-Brabant, met uitvoeringen in een zestal Brabantse plaatsen en een slotmanifestatie in het provinciehuis in 's-Hertogenbosch.
Zijn betrokkenheid bij de hedendaagse koormuziek leidde daarnaast tot tijdrovend speurwerk om het oeuvre van enkele componisten te inventariseren. Zo verschenen van zijn hand de catalogus koorwerken van Henk Badings en de oeuvrecatalogi van Oscar Van Hemel en Louis Toebosch. In samenwerking met de laatste stelde hij ook de cd Het was een maghet uijtvercoren samen, met bewerkingen door Toebosch van vooral oud-Nederlandse kerstliederen, uitgevoerd door het kamerkoor Ad Parnassum en begeleid door de componist zelf.
Een andere cd waarvoor Pieter van Moergastel het initiatief nam, was getiteld Als de ziele luistert, met daarop teksten van de door hem zeer bewonderde priester-dichter Guido Gezelle, getoonzet door wederom voornamelijk Nederlandse en Vlaamse componisten, onder wie Vic Nees, Jaap Geraerds en Lodewijk Mortelmans.
Prijzen
Verschillende malen viel hem voor deze activiteiten erkenning ten deel: in 1987 werd Pieter van Moergastel onderscheiden met de Henk Badings-prijs en in 1990 werd hij uitgenodigd als gastdirigent voor het BRT-koor bij gelegenheid van de uitreiking van de AGEC-prijs aan de Belgische componist Vic Nees. Van de twee werken van Nees die toen in Antwerpen in première gingen, werd één, de cyclus Nuestra Senora de la Soledad, door de componist opgedragen aan de uitvoerenden: Pieter van Moergastel als dirigent, zijn vrouw Lia Ligthart die de altpartij zong, en hun dochter, de altvioliste Edith van Moergastel.
In het voorjaar van 1991 beleefde Pieter van Moergastel naar eigen gevoelen het hoogtepunt in zijn muzikale loopbaan, toen hij werd benoemd tot dirigent van het kathedrale koor in 's-Hertogenbosch. Als rector cantus van de Schola Cantorum 'Die Sangeren onser Liever Vrouwen' kwam hij te werken in een omgeving waar talloze musici van naam in de loop der eeuwen hun muzikale sporen hadden nagelaten. Onder hen de zestiende-eeuwse zangers en componisten Clemens non Papa en Pierre de la Rue, maar bijvoorbeeld ook de evenzeer door hem bewonderde Pieter-Jan van Paesschen, die honderdvijftig jaar geleden na een onderbreking van bijna twee eeuwen weer mede inhoud had gegeven aan de liturgische muziek in de Sint-Jan.
Bovendien kon hij in deze functie, meer dan waar ook, zijn inzichten over de grote waarde van kerkmuziek voor de liturgie en voor het geloofsleven van een gemeenschap in de praktijk brengen. Met dezelfde gedrevenheid en energie die ook zijn vorige projecten hadden gekenmerkt, wijdde hij zich aan deze nieuwe taak.
De muzikale opvattingen en voorkeuren die Pieter van Moergastel van het begin af aan had uitgedragen, zijn voorliefde voor het gregoriaans, voor de polyfonie van de renaissance en voor de eigentijdse koormuziek, sloten naadloos aan bij de traditie die door zijn voorgangers in de Sint-Jan sinds de jaren dertig was gevormd. Maar daarnaast bracht hij ook zijn eigen accenten aan.
Een daarvan was de ruime aandacht die hij schonk aan de kinderafdelingen: de Schola Puellarum (het meisjeskoor), de Schola Minor (de jongens) en de Schola Minima (de kleinsten). Pieter van Moergastel koesterde het ideaal van een kwantitatief en kwalitatief sterk kinderkoor dat niet alleen een warme en hechte gemeenschap moest zijn, waar met plezier werd gemusiceerd, maar dat tegelijkertijd een sterke basis zou vormen, enerzijds voor de toekomst van de Schola Maior en anderzijds voor de gehele geloofsgemeenschap rondom de Sint-Jan.
Met grote toewijding en bezieling ontsloot hij voor de kinderen van de Schola Cantorum een wereld van schoonheid en bezinning, zowel in de kerk als in de concertzalen, waar zij - door hem voorbereid - bijdragen leverden aan onder meer Bachs Matthäus Passion en het War Requiem van Benjamin Britten.
In de korte tijd die hem bij de Schola gegeven was, wist Pieter van Moergastel de goede reputatie van het koor te bestendigen en uit te bouwen. Hij hechtte er daarom aan dat de resultaten van zijn werk met het Bossche kathedrale koor op cd werden vastgelegd. Door een plotseling geopenbaarde ziekte kon hij dit project niet in de voorgenomen vorm voltooien. Desondanks ging Pieter van Moergastel door met koorrepetities en cd-opnames tot slechts enkele dagen voor hij in het ziekenhuis werd opgenomen, waar hij op 9 mei 1996, kort na een ingrijpende operatie, zou overlijden.
Bronnen
Archief Schola Cantorum van de kathedrale basiliek van Sint-Jan 'die Sangeren onser Liever Vrouwen', 's-Hertogenbosch, diverse stukken
Interviews met Lia Ligthart, echtgenote van Pieter van Moergastel
Dit artikel verscheen eerder in: P. Timmermans e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 5, Heeswijk, 1999.