Een artistieke jeugd
Het gezin waar de kunstenaar Kees Mandos in opgroeide was een warm nest. Vader Toon Mandos was een markante Tilburger. Hij was een uitbundige, vrolijke man die aan toneel deed en aangesloten was bij het Tilburgs Mannenkoor Sint Caecilia. Mandos' moeder was een lieve, zorgzame vrouw. De Mandossen waren mensen die van gezelligheid hielden. Met grote regelmaat was het huis gevuld met vrienden en bekenden. Dan werd er gelachen, gepraat en muziek gemaakt.
Er werd piano gespeeld en gezongen, dit laatste niet zelden door Mandos zelf. Zijn hele leven zou hij in het ouderlijk huis blijven wonen. Na het huwelijk van haar zoon met Beppie van der Bijl in 1949, bleef moeder Mandos - vader Toon Mandos was in 1948 overleden - tot op hoge leeftijd bij haar zoon en schoondochter in huis.
Mandos' keuze om beeldend kunstenaar te worden was niet vanzelfsprekend. Hij had namelijk veel zangtalent en kreeg enkele jaren zangles aan het conservatorium. Net als beeldende kunst loopt muziek als een rode draad door het leven van Mandos. Tot op hoge leeftijd was hij betrokken bij het Gemengd Koor Loven-Besterd. Het was zijn oom Louis van de Sande, zelf operazanger en net als Toon Mandos lid van Sint Caecilia, die Mandos aanraadde om voor een bestaan als beeldend kunstenaar te kiezen.
Toon Mandos was huis- en kerkschilder. Regelmatig hielpen zijn zoons hem met de opdrachten. Hierdoor was er voor Kees Mandos geen tijd om doordeweeks tekenlessen te nemen. Dat moest dus op zaterdag gebeuren. Van 1927 tot 1932 kreeg hij les aan de Academie voor Beeldende en Bouwende Kunsten.
Hij sloot zich ook aan bij de studentenverenging Sint Leonardus. Daar genoot hij van de saamhorigheid en van de kameraadschap en ook van de bezoeken aan De Oliemeulen, de woning van de bekende Tilburgse pater/kunstenaar Frans Siemer, die ook bij Leonardus betrokken was. 'De Siemer', zoals hij vaak genoemd werd, was een goede bekende van de Mandossen.
Hij kwam regelmatig bij de familie op bezoek en Kees en Frans waren vanzelfsprekend van de partij als er weer eens, onder leiding van de Siemer, wandel- of fietstochten plaatsvonden. Tijdens die tochten werd er volop geschetst. De werken uit deze tijd koesterde Mandos. Ze zeiden hem meer dan foto's zouden kunnen.
De gebroeders Mandos
Met zijn broer Frans had Mandos een bijzondere band. In het ouderlijk huis aan de Ringbaan-Oost in Tilburg deelden de broers op zolder een atelier. Ook de boekencollectie was een gedeeld bezit. Wat karakter betreft verschilden de gebroeders Mandos echter nogal van elkaar. Degenen die hen hebben meegemaakt, weten dat Frans veel uitbundiger was dan Kees.
Net als zijn vader trad Frans vaak en graag op de voorgrond terwijl Kees zich over het algemeen wat meer terzijde hield. Bovendien was Kees, in tegenstelling tot Frans, helemaal niet reislustig. Hij bleef het liefst in zijn vertrouwde omgeving. In Tilburg en Brabant vond hij alles wat hij nodig had. Mooie verhalen over verre reizen imponeerden hem allerminst. "Als ge 't hier nie ziet, ziede 't daor ook nie", was zijn motto.
Ondanks de verschillen was de relatie tussen de broers uitstekend. Vaak werkten zij samen aan opdrachten en "de gebroeders Mandos" waren als duo een begrip. "We zijn geneigd Frans en Kees Mandos tesaam te noemen", schreef het Nieuwsblad van het Zuiden dan ook in november 1950.
In 1941 opende de Tilburgse burgemeester Van de Mortel in de bovenzaal van de Rooms-Katholieke Openbare Leeszaal hun eerste grote expositie. Toen Frans in 1944 trouwde en vervolgens met zijn vrouw een huis aan de Bosscheweg betrok, nam de samenwerking wat af, maar de innige band tussen de broers bleef bestaan.
Werken
Zowel Frans als Kees was erg bedrijvig op het gebied van gelegenheidsgrafiek en illustraties. Van hun hand verschenen ontelbare ex-librissen, geboortekaartjes, allerhande wenskaarten, menu's, aankondigingen en oorkondes. De jaren veertig en vijftig waren zonder twijfel zeer productieve jaren voor Mandos. In deze periode kreeg hij, als trouw katholiek, veel opdrachten van religieuze instanties en andere katholieke organisaties.
Zo werkte hij bijvoorbeeld voor de R.K. Vereniging van werkgevers in de textielnijverheid en het Grootseminarie in Haaren en maakte hij muurschilderingen in verschillende kerken. Hoewel een aantal van deze kerken al lang gesloopt is, zijn er nog steeds bedehuizen waar de muren door 'Mandossen' gesierd worden. Een voorbeeld hiervan is de Antoniuskerk aan het Korvelplein in Tilburg.
Verder voorzag Mandos in deze tijd vele katholieke bladen en boekjes, zoals De Engelbewaarder en De Meiboom, van illustraties. Ook voor veel niet-katholieke bedrijven en organisaties werd Mandos ingehuurd. De AaBe-fabrieken, verschillende gemeenten en drukkerijen, de Tilburgse Katoenspinnerij (T.K.T.), restaurant De Jonge Hertog in Oisterwijk, studentenvereniging Sint Olof, de Tilburgse Kruisvereniging, Boekhandel Pillot en het Tilburgse bouwbedrijf Heerkens van Bavel, waar Mandos tientallen aquarellen voor maakte, zijn slechts enkele voorbeelden uit een schijnbaar eindeloze lijst.
In de jaren veertig was Mandos ook illustrator van de bladen Brabantia Nostra en Edele Brabant. Als opvolger van Frans Mandos en Luc van Hoek was hij vanaf 1945 bovendien verantwoordelijk voor de omslagen van Brabantia Nostra. Ook het omslag van Edele Brabant, dat in 1946 voor het eerst verscheen, was van zijn hand.
Van Hoek en de Mandossen maakten deel uit van een kunstenaarsgeneratie waartoe ook Theo van Delft, Jos Zeegers, Hans Claesen, Nico Molenkamp, Jan van Riel en Gé Hurkmans behoorden. Vaak werden er groepsexposities gehouden, onder andere bij Kunstzaal Donders, in het verlengde van de Heuvelstraat dat toen nog Zomerstraat heette.
Naar aanleiding van een gezamenlijke tentoonstelling van een aantal van hen had H.J. Verwiel het in augustus 1952 in een artikel in Rooms Leven over "onze Tilburgse meesters". Ook schrijvers als Frans van der Ven, Jan Naaijkens en Anton Eijkens, een zwager van Mandos, moeten tot deze generatie Brabantse cultuurdragers gerekend worden. Met laatstgenoemde auteur werkte Mandos vaak samen. Zo illustreerde hij Eijkens' boek Rond de toren en het gedenkboekje Wol.
Het meest bijzondere project waar het duo Mandos-Eijkens aan werkte, was ongetwijfeld het boek Rijmkroniek van Tilburg, het Hart van Brabant, uit 1946. Dit pronkstuk, dat als blijk van waardering aan de scheidende Tilburgse burgemeester Van de Mortel werd geschonken, bestond uit verzen van Eijkens en werd gekalligrafeerd en geïllustreerd door Mandos.
Van dit bijzondere werk zijn enkele reproducties gemaakt, maar die zijn slechts een schaduw van het origineel. Een andere opdracht die bijzondere vermelding verdient, is het tegeltableau dat Mandos in september 1955 vervaardigde voor het inmiddels afgebroken zwembad aan de Ringbaan-Oost. Het middelpunt van dit fraaie werk werd gevormd door een klok. De omringende tegels lieten motieven zien die allen betrekking hadden op water en lucht.
Eind jaren zestig, begin jaren zeventig brak een nieuwe fase aan in het kunstenaarschap van Mandos. De opdrachten van katholieke instanties namen als gevolg van de ontkerkelijking af. Mandos' zoons waren inmiddels aan de kunstacademie gaan studeren en via hen kreeg hij moderne kunst onder ogen waardoor zijn werk een andere wending nam. Hij begon te experimenteren en zijn werken werden abstracter.
De materieschilderijen die Mandos rond deze tijd maakte, zijn een enorme afstand verwijderd van de katholieke illustraties die hij zo'n twintig jaar eerder vervaardigde. Hoewel Mandos nooit om werk verlegen heeft gezeten, nam hij in deze jaren deel aan de Beeldendekunstenaarsregeling. In het kader van de BKR (ook wel Contraprestatie genoemd) leverde Mandos ruim zestig werken in. Nog steeds heeft de Tilburgse Kunstuitleen een veertigtal werken uit deze periode, waaronder olieverfschilderijen, gouaches en krijttekeningen, in zijn bezit. Dit deel van Mandos' oeuvre weerspiegelt de veelzijdigheid die kenmerkend voor hem was.
Een tevreden mens
Net als vele andere kunstenaars, was Mandos ook docent. In 1972 begon hij bij Het Heks, in Tilburg-Noord. Daarna ging hij aan Het Duvelhok, in de Sint Josephstraat, aquarelleren en (buiten)tekenen geven. Als oudste van de docenten nam hij een bijzondere plaats in. Mandos beleefde veel plezier aan het lesgeven. Hij bleef dan ook werkzaam zolang zijn gezondheid dat toeliet. Dat was tot zijn tachtigste jaar.
In 1994 nam hij afscheid van Het Duvelhok. Hij ging het daarna rustiger aan doen. Lichamelijke ongemakken maakten het hem, tot zijn grote spijt, steeds moeilijker om nog te doen wat hij zijn hele leven had gedaan: tekenen en schilderen, mooie dingen maken.
De laatste jaren van zijn leven bracht Mandos vooral in zijn vertrouwde omgeving door. Hoewel het hem pijn deed dat hij niet meer in staat was om zijn vak uit te oefenen, was hij toch een tevreden mens. Hij haalde veel voldoening uit zijn familie en hij koesterde de mooie herinneringen die hij tijdens zijn lange leven had opgebouwd. Eind 2001 ging het snel achteruit met zijn gezondheid. Op eerste kerstdag van dat jaar overleed Kees Mandos.
Bron
Dit artikel verscheen eerder in: J. Brouwers e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noord-Brabanders. Deel 6, 's-Hertogenbosch, 2003.