Priester en leraar
Op de lagere school was Frans een uitstekende leerling, met name in de leervakken. Op twaalfjarige leeftijd ging hij naar het klein-seminarie van het bisdom Breda, de Ypelaar geheten. Daar was hij een goede leerling, maar geen uitblinker meer. Als Frans in de vakanties thuis kwam, werd hij met name door zijn moeder met de nodige egards behandeld. Na de scholing van zes jaar op het klein-seminarie volgde de studie in de theologie en filosofie op het groot-seminarie van Hoeven. Op 12 mei 1910 werd Frans Frencken door de bisschop van Breda tot priester gewijd en enkele weken later volgde zijn benoeming tot kapelaan in het Zeeuws-Vlaamse dorpje Lamswaarde. Daar was hij slechts enkele maanden in functie, want op 15 december van datzelfde jaar werd Frencken leraar aan het klein-seminarie, waar hij zelf jaren eerder zijn gymnasium-opleiding had gevolgd. Aanvankelijk gaf Frencken alleen maar les aan de eerste klas; met uitzondering van wiskunde doceerde hij alle vakken. Na enkele jaren werd Frencken gepromoveerd naar de hogere leerjaren, waar hij slechts Duits, literatuurgeschiedenis en poësis gaf, vakken waarvoor hij weliswaar niet bevoegd was, maar dat was toendertijd gebruikelijk op de officieel niet erkende seminaria.
Gedurende veertien jaar was Frans Frencken de docent die veel priester-studenten op bezielende wijze les gaf. Impulsief als hij was en licht chaotisch, liet hij zich zeer weinig gelegen liggen aan de methode van leren en aan het leerboek. Wat Frencken belangrijk vond, dat onderwees hij. Op meeslepende wijze kon hij teksten voordragen. Zelf nauwelijks degelijk geschoold in de grammatica, verwaarloosde Frencken in zijn lessen de spraakkunst. Het ging bij hem om de tekst, de boodschap, en zeker niet op de eerste plaats om de vorm.
Toneelschrijver en bekeerder
Een belangrijke verdienste van Frans Frencken tijdens zijn docentschap op het seminarie Ypelaar was de organisatie en uitvoering van het toneelstuk aan het einde van het cursusjaar. Aanvankelijk vertaalde hij toneelstukken uit het Frans die door de seminaristen werden opgevoerd, maar na enige tijd schreef hij zelf de spelen voor het schooltoneel: in 1914 voerden de leerlingen zijn bijbelse spel Gekruisigd op, terwijl in 1916 Frenckens spel Pilatus op het repertoire stond. Dit laatste stuk is ook door het beroepstoneel meerdere malen opgevoerd. Naast bijbelse spelen schreef Frencken in deze jaren ook het toneelspel Mimosa, waarvoor hij bij Guido Gezelle de inspiratie vond. Zijn belangstelling voor de Middelnederlandse tekst en de geschiedenis van het Spel van Nieuwervaart resulteerde in 1917 in de regie van dat spel, opgevoerd door de seminaristen van de Ypelaar.
Niet alleen was Frencken actief op het seminarie als enthousiast docent, daarbuiten manifesteerde hij zich als een gedreven geloofsverkondiger. Hij droeg zijn eigen geloofsovertuiging met vuur uit, met name bij niet-katholieken. Frencken was een van de stimulerende krachten achter het 'Comite tot bekeering van Nederland'. Te zamen met Gerard Brom en Jacques van Ginneken - beide werden bij de oprichting van de Katholieke Universiteit Nijmegen, hoogleraar - sprak Frans Frencken voor niet-katholieken over de waarde en de rijkdom van het geloof, waarbij steeds Christus en Maria de richting bepaalden. In 1926 benoemde de Bredase bisschop P. Hopmans Frans Frencken tot directeur van het eucharistische werk in zijn bisdom. Daarmee was er ook een eind gekomen aan het leraarschap van Frencken op het klein-seminarie. De periode van het bezielende apostolaatswerk was toen aangebroken.
Eucharistische kruistocht
Zeer wezenlijk daarvoor was de oprichting kort tevoren van de Eucharistische Kruistocht, een verenigingsvorm die in 1916 in Bordeaux ontstaan was en door het Eucharistisch Congres van Lourdes grote bekendheid had verworven. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had de Vlaamse priester Edward Poppe de Eucharistische Kruistocht in België geïntroduceerd. Essentieel voor die religieuze beweging was de vorming van kleine groepen, ook wel cellen genoemd. Door de ontplooiing van de religieuze persoonlijkheid zou door de leden van de kleine groepen een sterke invloed uitgeoefend moeten worden in de sociale omgeving van het werk. Frencken beoogde verbetering van het arbeidsmilieu door gunstige invloed vanuit die kleine groepen. Daarin verschilt hij van sociale priesters als Poels en Ariëns, die een sterke vak- of standsorganisatie nastreefden. Frencken richtte vooral zijn aandacht op het verbeteren van de leef- en werksituatie van het fabrieksmeisje. Jonge idealistische vrouwen gingen zich in E.K.-huizen bezig houden met het opvangen en begeleiden van deze meisjes. Geleidelijk ontstond de Vereniging van Catechisten van de Eucharistische Kruistocht, een groep religieus bewogen vrouwen die apostolaat en maatschappelijk werk in praktijk brachten. In de jaren voor en na de Tweede Wereldoorlog hebben de catechisten veel baanbrekend werk verricht op sociaal terrein. Later is dat door leken overgenomen, voortgezet en verder uitgebouwd.
Frans Frencken bruiste van activiteiten en werklust: hij stichtte de School voor Sociale Bedrijfsleiding, richtte de centrale voor wijkwerk op en realiseerde een opleiding voor gezinsverzorgsters. Bij de gelegenheid van zijn zilveren priesterfeest in 1935 werd hij door de paus benoemd tot geheim kamerheer, wat hem het recht gaf de titel van Monseigneur te voeren.
Het werk van Frencken verspreidde zich in hoog tempo door de Nederlandse bisdommen, maar ook in landen als België, Joegoslavië en Brazilië waren zijn cathechisten van de Eucharistische Kruistocht zeer actief. Een belangrijke functie bij het realiseren van vele van zijn ondernemingen speelde het kasteel Bouvigne, vlakbij het Bredase Mastbos. Veel vormingsactiviteiten en grootse manifestaties vonden daar plaats.
In de jaren dertig beleefden veel van de door hem gerealiseerde projecten en organisaties een grote bloei. Met de dood van de pionier Frans Frencken in 1946, die het in de oorlog psychisch erg zwaar te verduren had gekregen, ging het met veel van zijn werken minder goed. Ze waren erg tijdgebonden geweest en vele waren overgenomen door de overheid of niet kerkelijk-gebonden instituten. Als pionier heeft Frans Frencken grote verdiensten gehad en hij heeft in zijn tijd talrijke activiteiten ontplooid die het welzijn van zeer velen hebben bevorderd.
Zijn geboorteplaats Oosterhout eerde Frencken door de in 1953 opgerichte school voor H.B.S. en M.M.S. naar hem te vernoemen: het Mgr. Frencken College, thans een scholengemeenschap voor Havo en Atheneum.
Bronnen
Van Duinkerken, A., "Mgr. Frencken", in: Brabantse Herinneringen, Utrecht, 1964, 110-134.
Glorius, F., F.B.J. Frencken en de Katholieke Jeugdvereniging, Tilburg, 1979.
Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 2, Amsterdam/Meppel, 1994.