Van vaders kant stamde Charlotte uit het oude Amsterdamse koopmansgeslacht Fentener van Vlissingen, steenkolenhandelaars. De familie Roosenburg van moeders zijde kwam uit 's-Hertogenbosch. Charlottes grootvader was daar arts en woonde aan de Parade. Na zijn pensionering verhuisde hij naar Huize Bergen, een landgoed gelegen in Vught aan de weg naar Boxtel, waar later ook Charlottes ouders woonden.
Haar prille kinderjaren bracht Charlotte door in Amsterdam. Daarna verhuisde het gezin naar Baarn, waar Charlotte in een naar haar genoemde villa woonde. In Baarn volgde ze lager onderwijs, waarna ze de meisjesschool van de dames Kramer bezocht, een "jonge-damesschool" die niet opleidde voor examens, maar veel aandacht besteedde aan algemene ontwikkeling met vakken als talen, literatuur, geschiedenis, kunstgeschiedenis en muziek.
Filantroop
Aan het eind van de jaren negentig fuseerde de steenkolenhandel van de Fentener van Vlissingens in Amsterdam met die van de Van Beuningens te Utrecht. Dit had voor Charlotte een verhuizing naar Utrecht tot gevolg. Even kwam zij onder de hoede van gouvernantes, om in 1897 naar een Brusselse kostschool te vertrekken voor de finishing touch van haar opvoeding. Al in 1899 verloofde zij zich met Willem van Beuningen. Zij deed haar belijdenis in de remonstrantse kerk in Utrecht en trouwde daar op 17 mei 1900. Het jonge paar vestigde zich aan de Catharijnesingel, later aan de Maliebaan.
In de Utrechtse tijd hield Willem van Beuningen, neef van de Rotterdamse reder en kunstverzamelaar D.G. van Beuningen, zich in navolging van zijn vader bezig met allerlei filantropisch werk, waarin Charlotte, een zeer actieve vrouw met een groot organisatietalent, al snel een rol ging spelen. Was hij ere-voorzitter van de Oranjevereniging van Wijk C en liet hij er een gymnastieklokaal annex huishoudschool bouwen, Charlotte zette er een naaivereniging op voor getrouwde vrouwen, waarbij ze verordonneerde dat de mannen gedurende de lessen op de kinderen moesten passen; zij was bestuurslid van Arbeid Adelt, een vereniging van vrouwen die zelf hun brood moesten verdienen, van thuiswerk voorzag; ze was 'boekendame' in de ziekenhuizen, deed vrijwilligerswerk in het 'Armhuis', het huis voor ouden van dagen.
Gedurende de Eerste Wereldoorlog heeft ze zich vindingrijk ingezet voor Belgische vluchtelingen in het Militair Logement in Utrecht, onder andere door een kantwerkschool voor de vrouwen te stichten. Met het verkopen van hun werk konden zij de kost verdienen. Charlotte wist ook ondervoede kinderen uit het Duitse Essen op te halen voor vakantie in Nederland.
Vught
In 1928 - Willems gezondheid liet te wensen over en hij trok zich terug uit de Steenkolenhandelsvereniging - verhuisde het echtpaar Van Beuningen naar Huize Bergen, dat leeg gekomen was na de dood van Charlottes ouders. Ze hadden daar vaak langdurig had gelogeerd. Willem begaf zich in Vught weer meteen in het sociaal-economisch werk en ook in de plaatselijke politiek. Hij kocht het landgoed Bleyendijk, zette er nieuwe pachtboerderijen neer, hielp de boeren via onderricht en geldelijke steun, kocht ook het landgoed Leeuwenstein en liet dat in de crisistijd door werkloze, maar kundige handwerkslieden verbouwen tot een fraai gemeentehuis voor Vught.
Niet ver achter Huize Bergen staan nu nog vriendelijke lage witte huisjes met groene daken, gebouwd door het echtpaar Van Beuningen in de jaren '30. Ook in andere wijken van Vught bouwden ze. In elke wijk verrees een aantal aparte gelijkvloerse bejaardenwoningen. De Charlotte Elisabeth van Beuningen Stichting, waarin het beheer van de woningen werd ondergebracht, entameert tot op de dag van vandaag nieuwe projecten.
Mevrouw Van Beuningen toverde inmiddels de tuin van Huize Bergen om tot een modeltuin met bijzondere bloemen, orchideenkassen en exotische succulenten, een doelwit voor excursies uit het hele land. De toegangsprijs die zij hief kwam ten goede aan het Wit-Gele Kruis in Vught, waarvan zij, hoewel Nederlands-hervormd gezind, oprichtster en vice-voorzitter was. Bij de voedselvoorziening, de zogenaamde spijskokerij, voor de gezinnen van werklozen was zij eveneens betrokken. De aanleg van het prachtige park bij het nieuwe gemeentehuis, tot op de dag van vandaag bijzonder in trek voor bruidsfoto's, is een geschenk van haar aan de gemeente.
Frank Buchman en de Oxfordgroep
Het was in 1935 dat Charlotte van Beuningen door een vriendin in aanraking gebracht werd met de Oxfordgroep, een beweging onder leiding van de Amerikaanse theoloog Frank Buchman (1878-1961). Hij propageerde te leven volgens vier beginselen: absolute eerlijkheid, reinheid, onzelfzuchtigheid en liefde. Overal werden weekendconferenties, zogenaamde house parties, georganiseerd. Charlotte raakte meteen onder de indruk van Frank Buchman zowel als van zijn ideeën.
Met de radicale kordaatheid die haar eigen was ging ze zich er vanaf dat moment volledig voor inzetten. Spoedig werd zij, dominant als ze was, de organisatrice van de beweging in Nederland. Buchman logeerde verscheidene malen op Huize Bergen. De grote Pinksterconferentie van de Oxfordgroep in Utrecht in 1937 is grotendeels opgezet door mevrouw Van Beuningen. In 1938 werd deze groep omgedoopt tot "Morele Herbewapening", een wereldwijde beweging, waartoe voornamelijk mensen uit de bezittende klassen zich aangetrokken voelden, met name grootindustriëlen, maar ook mensen van adel, leidende politieke figuren en wetenschapsmensen. De ideologie van de Morele Herbewapening moest als het ware een tegenwicht vormen tegen het communisme.
In de autobiografie die Charlotte van Beuningen op haar oude dag liet opschrijven, Een nieuwe wereld voor onze kleinkinderen (1969), wordt slechts sporadisch geraakt aan de ideologische kant van de Morele Herbewapening. Zij was geen theoretica, geen reflectief of ideologisch ingestelde vrouw. Ze was van het actieve, praktische type, dat de handen flink uit de mouwen steekt, overal op afgaat en helpt waar noden zijn, evenveel eisend van zichzelf als van haar medewerkers.
Door de Tweede Wereldoorlog werden de internationale contacten binnen de Morele Herbewapening bemoeilijkt en het reizen onmogelijk gemaakt. Charlotte vond toen de uitlaatklep voor haar sociale-dadendrang, in het (doen) vervaardigen van voedselpakketten voor de gevangenen in het Kamp Vught. Mevrouw A.L. Cosquino de Bussy-van der Lely uit Amsterdam had toestemming gekregen er medicijnen en voedsel te brengen. Mevrouw Van Beuningen wist door zelf met de kampcommandant te gaan praten die toestemming ook te krijgen.
Het opzetten van een goedlopende organisatie voor de voedselvoorziening die uit het hele land medewerking kreeg, was werk dat haar op het lijf geschreven was. Elke morgen werden door een aantal vrouwen en meisjes op Huize Bergen boterhammen gesmeerd en pakketten samengesteld, die vervolgens met paard en wagen naar het kamp gebracht werden.
Ogenblikkelijk had Charlotte voor de voedselhulp een comité opgericht, waarin onder meer de toenmalige burgemeester van Vught, mr. H. Loeff, zitting had, naast mevrouw Timminga-Hiemstra, Jan van de Mortel en Claudius Prinsen, de ondergedoken burgemeester van Breda, onder schuilnaam in Vught wonend, en zr. Hulsman. Pas later kwam de officiële hulpverlening via het Rode Kruis, dat zich oorspronkelijk alleen bezighield met hulp voor militairen, in Vught op gang. Enkele onverkwikkelijke competentiekwesties deden zich voor, maar mevrouw Van Beuningen ging onverdroten door tot het kamp gesloten werd.
In de laatste oorlogsmaanden werd Huize Bergen gevorderd door de Duitsers om er generaal Student te huisvesten. Het echtpaar Van Beuningen kon slechts met een pasje in de hun toegewezen kamer terecht.
Na-oorlogse Morele Herbewapening
Kort na de Tweede Wereldoorlog kwamen de contacten tussen de mensen van de Morele Herbewapening weer op gang. Op initiatief en kosten van enkele Zwitsers werd in Caux, bij Montreux, het enorm grote, leegstaande hotel Caux Palace gekocht als conferentiecentrum voor de Morele Herbewapening. In 1947 werd daar onder leiding van Frank Buchman de eerste naoorlogse conferentie gehouden. Herhaalde malen heeft mevrouw Van Beuningen haar kinderen, kleinkinderen, medewerkersters en vele anderen naar Caux mee getroond. Vanaf die tijd reisde zij de hele wereld over met een grote groep gelijkgezinden, waaronder zelfs een toneelgezelschap dat de Morele Herbewapening propageerde. Zij was vaak maanden van huis.
Op reis in de Verenigde Staten kreeg Charlotte van Beuningen bericht dat haar man ernstig ziek was. Begin juli 1948 stierf hij. Kort daarop verkocht Charlotte Huize Bergen aan het bisdom Den Bosch, dat er een centrum voor de jeugdbeweging van maakte. Zij ging wonen in Wassenaar aan de Berkenlaan 1, een huis met 23 bedden. Met medeweten van haar kinderen schonk ze dit huis aan de Morele Herbewapening. Zij zelf huurde er twee kamers.
Ter gelegenheid van haar 75-ste verjaardag werd mevrouw Van Beuningen benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Al eerder was ze voor haar sociaal werk onderscheiden met een medaille van Koningin Elisabeth voor haar werk ten dienste van de Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog, met het Kruis van Verdienste van het Rode Kruis en met een onderscheiding van de Vereniging van Ex-politieke Gevangenen. Tot op zeer hoge leeftijd bleef ze reizen en liet ze zich naar Caux rijden.
Door mensen die haar goed gekend hebben, wordt ze gekenschetst als een grote persoonlijkheid, letterlijk en figuurlijk, een vrouw met veel zin voor humor, die uitdagingen aangreep, vrijgevig was en hyperactief. Zich bewust van haar stand, trad ze op de voorgrond waar iets belangrijks te doen was en ging graag met alle eer strijken.
Op 8 mei 1972 werden in haar aanwezigheid in het Vughtse gemeentehuis de portretten van Willem en Charlotte van Beuningen onthuld, door Arnoud Paashuis geschilderd. Bijna vier jaar later overleed zij in Wassenaar.
Bronnen
Van Beuningen, C., Een nieuwe wereld voor onze kleinkinderen, Amsterdam, 1969.
Brouwers, J., Broodnodige hulp. Materiële hulpverlening aan het kamp Vught, 1943-1944, Vught, 1996.
Van den Eijnde, J., Vught in de Tweede Wereldoorlog, Vught, 1994.
Gesprekken met: Mevrouw D. Hintzen-Philips en mevrouw S. Homoet-Stuiveling.
Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden, e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 4, Amsterdam/Meppel, 1996.