Heerlijkheid Helmond
Het geslacht Berthout van Berlaer, later kortweg Van Berlaer genoemd, stamde af van hoge Brabantse adel met bezittingen in de omgeving van Mechelen en Lier. In 1314 schonk hertog Jan III van Brabant de heerlijkheid Helmond, die tot dat moment eigendom was van de hertog, aan Jan I Berthout van Berlaer in ruil voor een aantal bezittingen in de buurt van Lier.
Hiertoe behoorde ook een groot aantal cijnsinkomsten op goederen in Peelland. Verreweg de meeste van deze cijnzen waren ontstaan door het uitgeven van oorspronkelijk tot de gemene gronden behorende stukken land door de hertog.
Deze ruil was opmerkelijk omdat deze Lierse bezittingen bij lange na niet de waarde hadden van de Helmondse goederen. De reden voor deze schenking moet gezocht worden in de strijd om de macht aan het hertogelijk hof. Hertog Jan II was in oktober 1312 gestorven en zijn zoon Jan III was nog minderjarig zodat regenten het bestuur waarnamen.
Eén van deze regenten was Floris Berthout, een verwant van Jan Berthout. In zijn positie van regent heeft Floris Berthout de jonge hertog kunnen bewegen tot deze, voor de hertog onvoordelige ruil, waarbij het Floris zal zijn gegaan om Jan Berthout aan zich te binden. Helaas voor Floris heeft deze manoeuvre echter niet kunnen verhinderen dat hij kort daarna als regent werd vervangen.
Helmond groeit
Jan III van Berlaer werd in 1361 op ongeveer elfjarige leeftijd heer van Helmond. Wel stond hij aanvankelijk onder voogdij van een familielid die ook Jan van Berlaer heette. Eenmaal volwassen geworden, bemoeide hij zich intensief met zijn Helmondse bezitting. Hij verschilde hierin duidelijk van zijn voorgangers (Jan I, Lodewijk, Jan II en Walraven van Berlaer), die meer georiënteerd waren op het zuiden van het hertogdom en op het Brusselse hofleven.
Hij vergrootte de inkomsten van de heerlijkheid aanzienlijk door grote stukken grond in erfpacht uit te geven of te verkopen. Daarnaast verwierf hij in 1388 de hoge jurisdictie binnen de heerlijkheid Helmond, waardoor hij recht mocht spreken bij zware misdrijven, zelfs als daar de doodstraf op stond. Ook dit betekende een belangrijke vergroting van zijn inkomsten, omdat de goederen van de veroordeelden verbeurd werden verklaard ten gunste van de heer.
Op economisch gebied stimuleerde hij de uitgroei van het stadje Helmond door in 1376 van hertogin Johanna gedaan te krijgen dat hem het recht werd verleend in Helmond drie jaarmarkten en een weekmarkt in te stellen. Dit marktrecht was een belangrijk privilege, omdat daardoor handel en nijverheid werden bevorderd en de centrumfunctie van de stad werd versterkt.
De jaarmarkten waren vooral gericht op bezoekers en kooplieden van ver buiten Helmond. Er werden vooral luxegoederen, zoals fijne stoffen en dure gebruiksartikelen, door rondtrekkende kooplieden aangeboden. De weekmarkt was daarentegen in hoofdzaak bestemd voor de Helmonders zelf en de mensen uit de omgeving. Vooral artikelen voor het dagelijks gebruik werden er verkocht. Boeren uit de omgeving boden er landbouwproducten aan en ambachtslieden uit de stad allerlei nijverheidsartikelen. Verder werd er gehandeld in paarden en andere dieren.
Kaart van zeven ambachten
Ook met de nijverheid bemoeide Jan III zich. In een middeleeuwse stad waren ambachtslieden doorgaans georganiseerd in ambachtsgilden, waarvan iedere neringdoende lid moest zijn. Dit was ook in Helmond het geval. In 1389 besloot Jan de inmiddels in de stad bestaande gilden, zeven in totaal, een algemeen reglement op te leggen: de "Kaart van zeven ambachten".
Hierdoor werden de gilden bevestigd in hun bestaan en werden hun rechten en plichten vastgelegd. Zo werden de 14 dekenen, de gekozen leiders van de ambachtsgilden, lid van het stadsbestuur. Dit zouden zij blijven tot de omwenteling van 1795 toe, ondanks hardnekkige pogingen om hierin verandering te brengen op het einde van de zeventiende en in het begin van de achttiende eeuw van de toenmalige heer Albert-Joseph van Arberg.
Kasteel van Helmond
Een laatste 'wapenfeit' van Jan III was de voltooiing van het huidige kasteel van Helmond. Recent bouwhistorisch onderzoek heeft uitgewezen dat reeds in het tweede kwart van de veertiende eeuw met de bouw hiervan is begonnen. Het grootste deel van het huidige grondplan, bestaande uit vier hoektorens, weermuren, een ingangspartij en een grote zaal als woonvertrek op de binnenplaats, dateert vermoedelijk uit deze tijd.
In het laatste kwart van de veertiende eeuw, waarschijnlijk zelfs in het laatste decennium, heeft Jan III de burcht vergroot met een aanzienlijke uitbreiding van de woonvertrekken. Tevens verhoogde hij de hoektorens, zodat het geheel een duidelijk imposanter uiterlijk kreeg.
Maîtresses
Jan III is niet alleen bekend geworden om hetgeen hij voor de stad heeft gedaan, ook zijn seksleven trok de aandacht. Behalve een echtgenote, Gertrudis Coutereel, had hij tal van maîtresses. Gertrudis, die in 1418 overleed, heeft geen kinderen met hem gekregen, zijn vele andere relaties daarentegen des te meer.
Zo had hij in 1406 reeds zeven onwettige kinderen bij vijf verschillende vrouwen. Tussen 1406 en 1419 kreeg hij bij drie andere vrouwen nog eens vier kinderen. Zijn laatste vriendin, Margaretha of Margriet van Lyshout, ook wel Uten Vehuse genoemd, schonk hem ten slotte tussen 1410 en 1425 zes kinderen, van wie het laatste kind, Agnes, pas na het overlijden van Jan in 1425 werd geboren. Een pikant detail is dat zeker twee van de negen vrouwen, Heylwig van Gageldonck en Hillegonda de Rover, nonnen waren in het klooster Hooijdonk bij Nederwetten.
Pas toen Jan het einde van zijn leven voelde naderen, trouwde hij met Margriet, ongetwijfeld met de bedoeling zijn dochter Catharina, die rond 1420 was geboren, te wettigen, zodat zij na de dood van haar vader de heerlijkheid kon erven. Door met Margriet te trouwen zouden de overige kinderen onwettig blijven, want zij waren geboren uit een buitenechtelijke relatie.
Maar Catharina, die twee jaar na het overlijden van Gertrudis het levenslicht had gezien, zou automatisch gewettigd worden. Gezien het belang van dit huwelijk maakte een notaris een uitgebreid proces-verbaal op van het huwelijksritueel, dat in de nacht van 30 op 31 augustus 1425 op het kasteel van Helmond werd voltrokken.
Naar middeleeuws adellijk gebruik beloofden bruid en bruidegom, onder getuige van familieleden en vrienden, elkaar trouw en stapten vervolgens samen naakt in bed. "Wat zij verder in bed deden, terwijl zij daar de nacht doorbrachten, weten zij zelf alleen", voegde de notaris er in zijn relaas aan toe.
Excommunicatie
Waar Jan wellicht niet op gerekend had, was dat de tijden aan het veranderen waren en dat de Kerk een dergelijk "geheim" huwelijk niet meer erkende en als een zware zonde beschouwde. De heer van Helmond en zijn bruid hadden zelfs, door na te laten hun huwelijk eerst kerkelijk te laten inzegenen, een heuse excommunicatie opgelopen. Dit bracht het doel van de operatie ernstig in gevaar. Daarom werden in allerijl boden gestuurd naar de bisschop van Luik om kwijtschelding en ontheffing van de kerkelijke ban te vragen.
Gelukkig wilde de bisschop de zaak niet op de spits drijven. Hij liet al op 1 september weten geen bezwaar te hebben tegen inzegening en zelfs akkoord te gaan met één proclamatie in plaats van de voorgeschreven drie. Dit was van belang, want Jan en Margriet hadden haast: als hij zou sterven vóórdat het huwelijk zou zijn gesloten, zou de wettiging niet zijn doorgegaan, en zou Catharina niet in aanmerking komen voor de erfenis van de heerlijkheid. Op 3 september, vroeg in de ochtend, werd het bruidspaar eerst ontslagen van de kerkelijke excommunicatie en vervolgens plechtig tot man en vrouw verklaard door een hiervoor speciaal uit Luik gekomen priester.
Enkele dagen later stierf Jan III van Berlaer, ongeveer 75 jaar oud. Margriet zou hem nog vele jaren overleven. Wel trouwde zij voor de tweede keer, nu met een patriciër uit 's-Hertogenbosch, een zekere Goyart de Lu. Jans dochter Catharina erfde de heerlijkheid.
Bronnen
J.J. Heeren, Geschiedenis van het Kasteel-raadhuis en de heren van Helmond, Helmond 1938.
Dit artikel verscheen eerder in: J. Brouwers e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noord-Brabanders. Deel 6, 's-Hertogenbosch, 2003.