Peter Norbertus Panken (1819-1904), een nauwkeurige vastlegger van het Kempische volksleven, beschreef in 1896 wat we ons van zo’n winteravond moeten voorstellen: “Met het spinnewiel op den schouder of onder den arm gingen vele meisjes in één huis spinnen”. Klinkt onschuldig. Een vlijtige vorm van huisnijverheid.
Maar waar jonge vrouwen zich verzamelden, kwamen al snel ook jonge mannen. Panken heeft het over een “groot aantal jongmans” die met de spinnende dames “den avond sleet”. Deze avonden konden uitmonden in luidruchtige volksfeesten. Aan het einde van de avond begeleidde een vrijer een spinster naar huis en droeg haar spinnewiel.
In Breda vonden deze feestjes in de negentiende eeuw tussen half oktober en 1 maart plaats. In de Kempen begon men al op 1 oktober en ging langer door. Daar stopte de spinavonden halverwege maart. Waarom deze traditie stopte is niet bekend. Een mogelijke verklaring is de toenemende industrialisatie. Aan het einde van de negentiende eeuw kwam het niet meer voor in Noord-Brabant.
Bronnen
Panken, N., Volksgebruiken en gewoonten in Noord-Brabant, 1898, 51-57.
Rooijakkers, G., Rituele repertoires, volkscultuur in oostelijk Noord-Brabant 1559-1853, 1991, 313.