De Nieuwe Hollandse Waterlinie, militair erfgoed van Noord-Brabant

Fort bij Giessen

Fort bij Giessen. (Foto: HenkvD, 2015, Wikimedia Commons)

De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een van de belangrijkste Nederlandse verdedigingslinies in de negentiende en twintigste eeuw. Van het Hollandse Muiden tot in de Brabantse Biesbosch moest een reeks forten, batterijen, vestingen en inundatiegebieden zorgen voor de verdediging van het Randstedelijk gebied.

De linie was in feite de opvolger van een eerdere Hollandse Waterlinie, die vanaf het Rampjaar 1672 in gebruik was. Op advies van Cornelis Krayenhoff (1758-1840), inspecteur-generaal der fortificaties, besloot koning Willem in 1815 dat ook Utrecht beschermd moest worden. De nieuwe linie die gedurende de negentiende eeuw werd aangelegd, werd in 1871 officieel ‘Nieuwe’ Hollandse Waterlinie gedoopt. Forten uit de oude linie werden opgeknapt en het geheel werd uitgebreid naar Utrecht en tot in Noord-Brabant.

 

Bouw van de linie

De aanleg van de linie gebeurde in vier fasen. In de eerste fase (1815-1826) werden de versterkingen rondom Utrecht aangelegd. In de tweede bouwfase (1841-1864), na de Belgische onafhankelijkheid, werden diverse torenforten gebouwd. Daarna werden tussen 1867 en 1872 overal verbeteringen doorgevoerd om verdedigingsmethoden aan te passen aan de nieuwe aanvalswapens. In de vierde fase (1871-1886) werden de laatste forten gebouwd en wederom verbetering doorgevoerd. Met de introductie van de brisantgranaat in 1885 bleken deze investeringen echter weer verouderd.

In het Land van Altena zijn de Brabantse verdedigingswerken van de linie te vinden. Het gaat hierbij om de vesting Woudrichem, het Fort bij Giessen, het Fort aan de Uppelse Dijk, het Fort ‘Werk aan de Bakkerskil’ en het Fort bij het Steurgat. Een tweetal batterijen dat onderdeel uitmaakte van de linie is tegenwoordig verdwenen. De forten en batterijen zijn allen gebouwd in de vierde bouwfase, behalve het Fort aan de Uppelse Dijk, dat in 1847 opgeleverd werd en bekend stond als Fort Altena.

 

Ongebruikt militair erfgoed

De Nieuwe Hollandse Waterlinie is nooit aangevallen, maar wel drie keer in stelling gebracht. Dat gebeurde in 1870 bij de Frans-Duitse Oorlog, tijdens de Eerste Wereldoorlog en in 1939-1940. In de Tweede Wereldoorlog vlogen de Duitsers echter met vliegtuigen over de linie heen. In 1944-1945 gebruikte de bezetter zélf delen van de linie, om de geallieerden een halt toe te roepen.

Na de Tweede Wereldoorlog werd de linie opgeheven, omdat het luchtruim het doorslaggevende speelveld in moderne oorlogsvoering werd. Sommige forten werden onbeheerd achtergelaten, anderen kregen een nieuwe bestemming. Pas in 2008 werd met het Pact van Rijnauwen het belang van dit militaire erfgoed erkend en werd vastgelegd dat de linie opgeknapt zou worden. In 2019 werd een verzoek ingediend om de gehele linie op te nemen in de lijst van UNESCO Werelderfgoed.

 

Bronnen

Buchner, F., A. le Coultre en C. Will, “De Nieuwe Hollandse Waterlinie”, Brochure Cultuurhistorie 16 (2009).

Van Eck, M., “Werelderfgoed Stelling van Amsterdam uitgebreid met Nieuwe Hollandse Waterlinie”, via https://www.unesco.nl/nl/artikel/werelderfgoed-stelling-van-amsterdam-uitgebreid-met-nieuwe-hollandse-waterlinie (stand op 31 januari 2018).

Staatsbosbeheer, Gebouwd in het groen. Monumenten van Staatsbosbeheer, Doetinchem, 2018.