De drukker was Gerard van der Leempt, van wie tussen 1484 en zijn vermoedelijke dood vier jaar later in totaal veertien Bossche drukken bekend zijn, dan wel aan hem worden toegeschreven. Van sommige bleef niet meer dan een fragment over, van één boek ging het enig bekende exemplaar verloren bij een brand van de Leuvense universiteitsbibliotheek in 1914.
In Noord-Brabant zelf bleef geen enkele van deze zogenoemde wiegedrukken of incunabelen, dat wil zeggen drukken van vóór 1500, bewaard. Pas in 1509 was in Den Bosch weer een boekdrukker aan het werk, Laurens Hayen.
Het eerste boek uit zijn drukkerij, een werk van de middeleeuwse filosoof Boethius (ca. 480-525), is nog wel in Noord-Brabant in te zien. Het ligt in de kluis bij de Brabant Collectie van de Universiteit van Tilburg. Het boekje in kwartoformaat telt 108 pagina’s. Als drukkersmerk op de titelpagina gebruikte Hayen een houtsnede met daarop zijn naamheilige, Sint-Laurentius, tevens patroon van onder meer de boekdrukkers.
Die vroege drukken roepen de vraag op hoeveel mensen in het laatmiddeleeuwse Noord-Brabant eigenlijk de kunst van het lezen en schrijven beheersten, maar dat is natuurlijk nooit meer te achterhalen. De sporen van geletterdheid, ook van voor de uitvinding van de boekdrukkunst, zijn echter talrijk.
In kringen van de kerk waren lezen en schrijven vanouds vanzelfsprekend. Kloosters vervulden een onmisbare rol in de productie van handschriften en boeken. Sommige fraai geïllustreerde middeleeuwse handschriften zijn nauwkeurig te herleiden tot Noord-Brabantse kloosters. Veel adellijke hoven, ook dat van de Polanens en de Nassaus in Breda, kenden een literaire traditie met minstrelen, hofdichters en vaak ook een eigen boekenverzameling.
Het sterk verstedelijkte karakter van de Brabantse samenleving droeg eveneens bij aan een brede geletterdheid. Handel en stedelijke administratie vereisten beheersing van lezen en schrijven. Met onderwijs, niet alleen aan parochiescholen maar in de grotere plaatsen ook Latijnse scholen, werd daarin voorzien.
Een enkeling zette zijn studie voort aan de in 1425 gestichte universiteit van Leuven. Onder invloed van het humanisme kwam uiteindelijk ook een specifieke stadscultuur tot ontwikkeling. Rederijkerskamers, verenigingen van burgers die onder elkaar wedstrijden hielden in het schrijven van lyriek en toneel, waren het resultaat daarvan. Op wedstrijden, zogenaamde ‘Brabantse landjuwelen’ wedijverden de rederijkerskamers met elkaar en een winnaar werd in de eigen stad met jubel ingehaald. Stadsdichters en kroniekschrijvers probeerden de faam van de stad verder uit te dragen.
De uitvinding van de boekdrukkunst bracht de geletterdheid natuurlijk in een stroomversnelling. In ’s-Hertogenbosch werd die dus vanaf 1484 beoefend. Breda en Bergen op Zoom kenden wel boekbinders en boekverkopers, maar drukkers waren hier pas in het begin van de zeventiende eeuw actief. Antwerpen werd echter de belangrijkste Brabantse drukkersstad. Boekdrukkers drukten in eerste instantie met name werken waarvan de afzet wel gegarandeerd was, zoals school- en studieboeken en religieuze werken. UIteindelijk zouden ook veel rederrijwerken hun weg naar de drukpers vinden, vaak in aangepaste vorm.
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, 's-Hertogenbosch, 2014.
Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, 's-Hertogenbosch, 2014, 96.