Omgekeerd sprak het vanzelf dat een stad aan hoge gasten de verschuldigde eer betoonde en zo zich als stedelijke gemeenschap van de beste kant liet zien. Dat was natuurlijk ook in het eigen belang. Tenslotte was de vorst nog altijd degene die gunsten en voorrechten verleende.
Muziek was vaak een onderdeel van zo’n feestelijke ontvangst. Den Bosch had daarvoor speciale stadsmuzikanten in dienst. Bij hun optreden droegen die een mantelspeld met daarin het stadswapen, om toch vooral maar duidelijk te maken in wiens opdracht zij hun werk deden. Tegelijkertijd werd met de kostbare sieraden de vakbekwaamheid van de stedelijke zilversmeden onderstreept en zo sneed het mes aan twee kanten.
Zo’n insigne werd destijds "brodsie" genoemd, een begrip waarin het woord broche herkenbaar is. Vier van de bewaard gebleven brodsies zijn in 1528-1529 gemaakt door een onbekende Bossche zilversmid die als meesterteken een schildje met een bij gebruikte. Tussen 1612 en 1614 werden de brodsies hersteld door de zilversmid Aert van Muers, die toen op verzoek van het stadsbestuur er een vijfde, vrijwel identiek, exemplaar bij maakte.
De hoofdvorm van de insignes, een zogenaamde vierpas, laat nog duidelijk de invloed zien van de gotiek. Het motief van vier overlappende cirkels die samen in een vierkant passen, komt veel voor in gotische architectuur. Maar de vergulde bosboom waarin het stadswapen is opgehangen wordt omgeven met een randversiering van zilveren dolfijnen, die duidelijk is geïnspireerd op de stijl van de renaissance. Het lijkt er wel op dat de stad met die vormgeving enerzijds vertrouwde degelijkheid wilde uitstralen en anderzijds aansluiting zocht bij de smaak van de culturele avant-garde die de destijds nieuwe stijl uit Italië had omarmd.
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 92.