De eerste versie van het Groot Kasteel was een stuk minder groot dan de naam doet vermoeden. Het was een woontoren, zij het dat die wat groter en hoger was de woontoren van het Klein Kasteel. Bovendien had de toren op de vier hoeken ter hoogte van de bovenste verdieping vier zogenaamde arkeltorentjes die de bakstenen toren een wat meer kasteelachtig aanzien gaven. Rondom deze woontoren lag een gracht.
In de zestiende eeuw werd aan de zuidwestzijde een vierkante hoektoren toegevoegd.
In de zeventiende eeuw kreeg het kasteel de omvang die het tot aan de verwoesting in 1944 had door de aanbouw van een sobere oostvleugel met een uitspringende vierkante toren in het midden.
Weer een eeuw later ging het karakter van een versterkte burcht zo goed als verloren doordat de buitenzijde opnieuw werd ommanteld en grote raampartijen werden aangebracht.
Deze aanpassingen werden in het begin van de twintigste eeuw weer ten dele teruggedraaid waardoor het kasteel een lappendeken van vormen en stijlen was geworden.
Op 24 september 1944 werd het door de geallieerden in puin geschoten omdat zich in het kasteel enkele SS'ers hadden verborgen. Sinds die tijd wordt het als een ruïne geconserveerd.
Na de Tweede wereldoorlog werd het Groot Kasteel van Deurne als ruïne geconserveerd. Sinds 1964 is de ruïne in beheer. Zij dragen onder meer zorg voor het beheer van het interieur (kaal metselwerk en een kroeg) en hebben in de negentiger jaren ook de beschoeiing van de gracht vernieuwd.
Bronnen
Becx, E. e.a., Kastelengids van Noord-Brabant, Utrecht, 1999.