Nederduitse scholen
Schoolmeesters zijn dan per definitie nog man èn Nederduits Gereformeerd. Spellingsregels bestaan nog niet, evenals een opleiding voor deze functie. Betaling is slecht, ondanks bestaande bijkomende emolumenten zoals, vrije woning en een moestuin. Voorts krijgen ze schoolgeld van kinderen die naar school komen, of geld uit de armenkas van de kerk voor onderwijs aan kinderen uit behoeftige gezinnen. Om hun karige salaris enigszins op peil te brengen, zien we dat schoolmeesters binnen de kerk betaalde nevenfuncties uitoefenen zoals koster, voorlezer, voorzanger, doodgraver, klokkenluider, kaarsenmaker. Tevens vervullen zij vaak (onbezoldigde) functies in de gemeenschap: ouderling of diaken in de kerkgemeenschap, schepen in de burgerlijke gemeente.
Scholen voor primair onderwijs zijn door de overheid ingestelde scholen, aangeduid als Nederduitse school. Er bestaat bij dit schooltype nog geen klassikaal onderwijs. Leerlingen voeren individueel opdrachten uit en worden nadien overhoord door de meester. Schoolbanken bestaan nog niet, de kinderen zitten op een stoeltje, of gewoon op de (lemen) grond. Leren lezen gebeurt hardop. Dat kan soms tot veel kabaal leiden in de vaak bedompte schoollokalen. Zo’n dorpsschool bestaat meestal uit slechts één lokaal, vaak met een aangebouwde onderwijzerswoning.
De schoollokalen zijn vaak van slechte kwaliteit: (te) klein, in de winter niet of slecht verwarmd, in de zomer benauwd. De schoolmeester blijft lang, soms tot op (zeer) hoge leeftijd in functie. Regelmatig wordt geklaagd over de kwaliteit van zijn werk. Onkunde en/of dronkenschap komen voor, zoals bij Gijsbert de Wael (1671-1739), koster en schoolmeester in Hilvarenbeek die in 1719 wordt geschorst vanwege voortdurende dronkenschap. In het schoollokaal zit de meester achter zijn lessenaar waarop vaak enige door hem gebruikte attributen prijken: de plak, een op een pollepel gelijkend houten voorwerp, of de roede, strafmiddelen waarmee stoute kinderen tot de orde worden geroepen. Voorts de pechvogel, een stoffen pop in de vorm van een vogel, opgevuld met zaagsel en/of erwten. De meester gooit de pechvolgel naar een kind dat zich misdraagt. Het kind moet de pechvogel terugbrengen naar de meester en wordt gestraft. Het vakkenpakket is zeer beperkt: leren lezen en schrijven, en psalmen leren zingen. Slechts sporadisch staat ook rekenen op het programma. Gevolg is dat veel katholieken, vooral in de eerste periode na 1648, hun kinderen niet naar deze school laten gaan. Welgestelde katholieken laten thuisonderwijs geven en er ontstaan clandestiene bijscholen die, indien ze worden ontdekt en aangegeven bij de drossaard, worden gesloten.
Johannes Duijtz
Johannes Duijtz wordt te Gerwen geboren en gedoopt op 4 april 1749. Zijn vader, Casparus Johannes Duijtz is schoolmeester in Gerwen. Zijn overgrootvader was predikant. Johannes is derde kind met die voornaam: zijn voorafgaande naamgenoten, geboren in 1745 en 1747 waren slechts een zeer kort leven beschoren. Als hij drie jaar oud is, overlijdt zijn moeder. Eenmaal volwassen trouwt hij Johanna Smeijters (?-1790), met wie hij vier kinderen krijgt: drie dochters en één zoon. Johannes wordt met ingang van 26 juni 1780 aangesteld als schoolmeester te Boxtel. Hij zal die functie gedurende 42 jaar uitoefenen en ziet in die periode vier dominees komen en gaan. Aan de noordzijde van de Sint-Petruskerk liggen aan de rand van het kerkhof een aantal gebouwen, waaronder de, te kleine, lage en in slechte staat verkerende Oude School met schoolmeesterswoning. Bij dat huis ligt een hof, in gebruik als moestuin.
Johannes is negen jaar schoolmeester in Boxtel als hij, tezamen met een aantal collega’s een rekest indient bij de Raad van State. Het betreft een verzoek om verhoging van hun traktement – dan gemiddeld honderd gulden per jaar - zulks in verband met de gestegen voedselprijzen. Vooral meesters met een gezin met kinderen kunnen, ondanks bijverdiensten niet meer rondkomen. Dat lijt ook bij Duijtz het geval.
Gezien zijn status vervult hij ook een functie binnen het dorpsbestuur. Zo wordt hij in het verslag van de kerkenraadvergadering van 1 november 1783 aangeduid als "schepen Duijtz". Medio augustus 1789 wordt te Boxtel het landhuis Duinendaal alsmede een huis met tuintje op het Marktveld verkocht. Geïnteresseerden kunnen voor informatie terecht bij Johannes Duijtz.
We zien dat Johannes op verschillende momenten functies binnen de kerk vervult. Zo is hij in 1789 als executeur (testamentair) belast met de afwikkeling van de nagelaten boedel van Cathriena Elisabeth van Roon. Op 27 september dat jaar bezoekt hij de vergadering van de kerkenraad om daar geld te brengen, nagelaten ten behoeve van de Diaconie-armen.
1790: rampjaar voor Duijtz
Op 14 juli 1790 heeft hij de droeve plicht zijn echtgenote te begraven op het kerkhof rond de Sint-Petruskerk. Nog geen maand later, op 12 augustus moet hij zijn tien maanden oud geworden dochter Maria ten grave dragen
Torenschool
Een jaar later klaagt hij bij het dorpsbestuur over de slechte staat van zijn school. Dit leidt ertoe dat in 1792, naar een ontwerp van Tilburger Antonij van Erven, gemeentearchitect van Boxtel, voor 1.690 gulden een nieuwe school wordt gebouwd in de schaduw van de massieve Sint-Petrustoren. Om die reden wordt de school al snel aangeduid als Torenschool. Onderdeel van de school is de nieuwe woning van Duijtz. Ernaast ligt een perceel dat hij als moestuin in gebruik krijgt. De Oude School wordt voor honderd gulden verkocht aan Arnoldus Strijbosch (1753-1824), die er een woning van maakt. Omstreeks 1860 wordt het pand gesloopt. De Torenschool wordt in 1923, in het kader van de vrijlegging van de Sint-Petruskerk gesloopt.
Onderwijsenquête 1799
In 1799 wordt een landelijke onderwijsenquête gehouden. Boxtel telt dan 2.635 zielen en is sinds kort een Franse Kostschool rijk, geleid door de 49-jarige Hendrik Christiaan van Eyscht (ca. 1750-?). Voorts zijn er twee Nederduitse scholen, die te Boxtel met honderd leerlingen van de vijftigjarige Duijtz met een jaarwedde van tweehonderd gulden en te Gemonde van de tachtigjarige(!) Salomon Bel (1718-1805) met vijftig leerlingen en een jaarwedde van 210 gulden plus een zak rogge. In Gemonde wordt alleen in de winter lesgegeven. In de zomer moeten kinderen thuis op de boerderij meehelpen. Bel was in Gemonde begonnen op 21 mei 1767 en afkomstig uit een familie met veel onderwijzers.
Op 16 april 1801 wordt Duijtz benoemd tot diaken, belast met de kerkelijke armenzorg. Hij vervult deze functie tot de kerkenraadsvergadering op 2 januari 1807. Hij is tevens koster en voorlezer. De voorlezer leest tijdens de protestantse eredienst delen uit de bijbel voor. Zondag 26 februari 1804 treedt zijn dochter Geertui Adriana (1784-1852) in het huwelijk met Boxtelaar Hendrik jr. (Henri) van den Ham (1774-1833) secretaris van Liempde en notaris te Boxtel.
Lof voor Duijtz
Op 20 maart 1806 ontvangt Johannes van het Departementaal Schoolbestuur van Braband als blijk van waardering een exemplaar van ‘het schoon Vaderlandsch Werk’: Het Staatskundig Nederland, door J. Scheltema.
Nieuwe protestantse kerk
December 1812 wordt de nieuwe protestantse kerk, gebouwd naar een ontwerp van Boxtelaar Hendrik Verhees (1744-1813), door dominee Jacob Hendrik Ross (1764-1821) in gebruik genomen. Daardoor raakt Duijtz zijn moestuin kwijt. Als compensatie krijgt hij jaarlijks een bedrag van vijf gulden. Tijdens de kerkenraadsvergadering van maandag 4 januari 1813 wordt Duijtz verzocht om ook van de nieuwe kerk koster en voorlezer te blijven, doch hij bedankt hiervoor en voert zijn leeftijd (63) aan om te stoppen.
Niettemin wordt hij tijdens de kerkenraadsvergadering van dinsdag 16 januari 1816 gekozen als ouderling, zulks als opvolger van G.J. Bles (1762-1826). Hij zal die functie blijven vervullen tot 30 december 1821.
Tussen 1818 en juni 1820 is Jacob Bussé (ca. 1796-1839) ondermeester bij Johannes Duijtz. Deze is mogelijk aangesteld nadat de Torenschool met de helft was vergroot.
Dinsdag 14 juli 1818 is het feest op de Nederduitse School te Boxtel. Voor de eerste keer vindt er een openbaar examen met prijsuitreiking plaats in aanwezigheid van de schoolopziener. In de vakpers wordt op vier pagina’s uitgebreid verslag gedaan, met veel lof voor Duijtz en Bussé.
Johannes Duijtz vraagt om ontslag
Uit de notulen van de Boxtelse gemeenteraad in 1822 blijkt dat “van J. Duijtz een missive is ontvangen, waarin deze verzoekt om ontslag van zijn post als onderwijzer”. Even later: “De schoolmeester J. Duijtz wordt tractement (pensioen) verleend”. Waarschijnlijk heeft hij nog kennisgemaakt met zijn opvolger, Hendrik van der Velden (1796-1872), een opmerkelijk, zich ietwat deftig voordoend man, die behalve schoolhoofd van de openbare school, nadien ook een kostschool opent.
Als je als schoolmeester in die tijd je ontslag krijgt, ben je ook je huis (emolument) kwijt. Of hij er meteen naar verhuist weten we niet, doch in 1826 woont Johannes in Vught. Daar woont dan zijn zoon Casparus Johannes Duijtz (1786-1863), secretaris van de Vughtse burgemeester, tevens gesworen klerk en getrouwd met Pieternella Wesselman (1781- voor 1863).
Duijtz heeft nog achterstallig tractement tegoed
In 1823 is een Algemeene Commissie van Liquidatie bezig met de “liquidatie van Franschen Achterstand”. Het betreft nog aan burgers openstaande schulden, daterend uit de Franse inlijving tussen 1810 en 1813. In dit geval gaat het om achterstallig traktement over de laatste negen maanden van het jaar 1810. Duijtz komt onder nummer 34350 op een lijst voor.
Johannes Duijtz overlijdt te Cromvoirt op 23 februari 1842 in de gezegende leeftijd van 92 jaar.
Bronnen
BHIC ’s-Hertogenbsoch, archief NH-Gemeente Boxtel 1657-1950, toegangsnummer 259.
Box, L., Schoolmeesters in de Meierij van ‘s-Hertogenbosch 1648-1795, z.j., z.p.
“Lagere scholen in de Vereenigde Nederlanden voor den jare 1818”.