Een bijzondere loopbaan
Hoewel Specht inmiddels alweer bijna 24 jaar werkt bij het museum in Waalwijk, is ze hier op een bijzondere manier terecht gekomen. Oorspronkelijk werkte ze als textielrestaurator bij twee zelfstandige restauratieateliers voor ze als restaurator bij het SchoenenMuseum terecht kwam. Hier groeide ze in enkele jaren door naar de functie van conservator. In de afgelopen jaren is het personeelsbestand door diverse omstandigheden flink ingekrompen en momenteel is ze één van de drie vaste krachten in het museum. Een onmisbare kracht, zouden we zelfs durven stellen, gezien hoe moeiteloos ze de weg weet tussen de plafondhoge stellingkasten vol schoenendozen die samen het museumdepot vormen en de manier waarop ze er met haar collega’s de afgelopen jaren in geslaagd is om de boel draaiende te houden.
Inge vertelt dat ze van nature geen enorme schoenenfascinatie had en dat ze schoenen in de winkel vaak niet echt de moeite waard vindt. Want, zo stelt ze, “deze schoenen missen – in tegenstelling tot de schoenen in onze collectie – nog het achterliggende verhaal over de drager, de maker en het tijdsbeeld”. Het kijken naar schoenen is voor haar dan ook echt een professionele bezigheid.
Brabant schoenenland
Het museum is onlosmakelijk verbonden met Waalwijk gezien de rijke geschiedenis van de plaats. Als kloppend hart van de Langstraat – een streek die rond 1900 het centrum vormde van de Nederlandse schoen- en lederindustrie – is Waalwijk een logische plek voor het enige schoenen- en ledermuseum van Nederland. Hoewel het grootste deel van de industrie tegenwoordig verplaatst is naar andere landen, weet Specht dat er alleen al in Waalwijk toch nog zeker 250 ondernemingen zijn die hun brood verdienen met leer en/of schoenen. De provincie is dus wel degelijk verbonden met mode en kleding in de breedste zin van het woord, ook al is dit op het eerste oog wellicht minder zichtbaar als in andere (inter)nationale modestreken.
Dat mode iets is wat zich enkel in de Randstad afspeelt, is een grote misvatting, aldus Specht. “Het is niet alsof er hierbuiten alleen maar weilanden zijn waar af en toe een eenzame ziel ronddoolt op zijn Zeeman sneakers”. Deze laatstgenoemde sneakers zijn overigens onlangs opgenomen in de collectie van zo’n 20.000 stukken (waaronder 12.000 schoenen). Het is dus belangrijk om misvattingen als deze te ontkrachten en deze geschiedenis zichtbaar te houden en maken. Dit is altijd een belangrijke doelstelling geweest van het museum en dit zal ook in het nieuwe museum zo blijven. Heden, verleden en toekomst zullen hier worden samengebracht, volgens Specht.
De plannen voor het nieuwe museum
Het huidige museum zit midden op het Waalwijkse industrieterrein en – wanneer je het niet kent – zou je haast langs de muren vol graffiti lopen zonder te weten dat het hier om een museum gaat. Dat het museum moeilijk te bereiken zou zijn, is echter onterecht, zo stelt Specht. Ze vertelt dat er een bushalte recht voor het museum is, maar dat deze nog wel eens gemist wordt door chauffeurs die “dit niet weten”. Vreemd, wanneer je je realiseert dat dit het enige schoenmuseum is in Nederland. De zichtbaarheid moet bij het nieuwe museum dan ook anders, en dus verhuist het museum naar het voormalige gemeentehuis, een centrale plek in Waalwijk. Hier wordt het museum gecombineerd met een makerslab, bibliotheek en kenniscentrum waardoor het hopelijk uit zal groeien tot een onmisbaar centrum voor schoen- en lederenthousiastelingen en een ontmoetingsplek voor zowel museumbezoekers, makers, als andere professionals.
Het nieuwe museum is verdeeld over drie verdiepingen die allemaal een ander aspect van de schoen- en leerindustrie laten zien. Op de begane grond draait het om ambacht en techniek, waarbij onder meer te zien is hoe een lederen schoen gemaakt wordt. Op de eerste verdieping gaat het over de geschiedenis van de regio en de opkomst en neergang van de Brabantse schoenindustrie, en de speciale rol die de Langstraat hierbij speelde. Op de tweede verdieping wordt de schoen vanuit verschillende thema’s belicht en is er ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen.
Regionaal museum met internationale allure
Hoewel het SchoenenMuseum het enige soortgelijke museum is in Nederland, heeft bijna ieder Europees land wel een eigen schoenmuseum. Veel schoenmusea zitten in gebieden waar vroeger ook daadwerkelijk schoenindustrie zat. Dit verklaart waarom veel van deze musea voornamelijk gefocust hebben op de nationale schoenindustrie. Hoewel het Schoenenmuseum in Waalwijk wel een aantal internationale namen in de collectie heeft, blijft deze nationale (en soms zelfs regionale) insteek voor hen van groot belang. Daarnaast verzamelt het museum vooral innovatieve en duurzame stukken van ontwerpers en creatievelingen die de tand des tijds hebben doorstaan.
Inge’s favoriete schoenmuseum is daarentegen een uitzondering op het gemiddelde schoenmuseum. Het Bata Shoe Museum in Toronto is namelijk niet alleen het bekendste en grootste schoenmuseum ter wereld, maar ook een bijzonder museum, aangezien het een particulier museum is dat ontstaan is vanuit de collectie van Sonja en Thomas J. Bata. Zij stonden jarenlang aan het hoofd van de beroemde Bata Shoe Company.
Er valt nog genoeg te ontdekken in Brabant
Hoewel het museum pas in 2021 heropent, hebben Inge en haar collega’s allesbehalve stilgezeten en kijken ze optimistisch naar de toekomst. Iets wat wij alleen maar kunnen beamen, want hoewel Inge ons een aantal mooie collectiestukken heeft laten zien tijdens ons bezoek, is er nog genoeg wat ontdekt moet worden! Met het SchoenenMuseum heeft Brabant namelijk alle reden om trots te zijn: een enigszins ondergewaardeerde parel in Waalwijk die dezelfde bekendheid en lof verdiend als andere, meer bekende modemusea.
Dit artikel is ontstaan uit een interview door Niels van Boxtel en Derek Westervelt met conservator Inge Specht (SchoenenMuseum Waalwijk). Het verschijnt naar aanleiding van de samenwerking tussen Modemuze en Brabantserfgoed.nl.