Het habijt: een ultiem teken van eenheid
De congregatie van de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid uit Tilburg ontstond in 1832. De congregatie groeide vanaf de oprichting hard, en al gauw zaten er Zusters van Liefde verspreid over Nederland en zelfs het buitenland. Al vanaf de oprichting van de congregatie had stichter Johannes Zwijsen (1794-1877) echter wel een duidelijk doel: op hoeveel verschillende plekken de zusters ook actief zouden zijn; de eenheid moest ten alle tijden bewaard blijven.
Om die eenheid te bewaren stelde de congregatie al snel na de oprichting een aantal regels in. Zo moest ieder klooster met Zusters van Liefde dezelfde dagorde aanhouden. Zo zouden alle Zusters van Liefde op hetzelfde moment eten, bidden en slapen. Om nog meer eenheid binnen de congregatie te creëren, droegen alle Zusters van Liefde hetzelfde habijt. Habijten speelden lange tijd een belangrijke rol binnen het religieuze leven. Ze stonden symbool voor het huwelijk van de zuster met Jezus, of dienden als een teken van afzondering. Alle Zusters van Liefde gingen dan ook gekleed in hetzelfde habijt door het leven.
Dat habijt, ook wel kloosterkleed genoemd, bestond lange tijd uit een lang, zwart gewaad dat tot over de voeten kwam. Daarbij droegen de zusters een relatief grote, witte, kokervormige kap waaraan een zwarte sluier zat vastgemaakt. Deze kap liep tot ver voorbij het gezicht door, wat het gezichtsveld van de zusters behoorlijk beperkte. De symboliek hierachter was dat de zusters zo hun blik op Jezus gericht hielden, en zich daarvan niet gemakkelijk af konden laten leiden. Onder de kap zat nog een witte ondersluier. Verder droegen alle zusters een rozenkrans die aan hun habijt zat vastgemaakt, en een borstkruis om hun nek. Op deze manier bleven de zusters zich kleden vanaf de oprichting van de congregatie in 1832 tot 1956.
Uitzonderingen voor de missie
De eerste veranderingen in de kledingvoorschriften van de zusters kwamen als gevolg van de missie. In het kader van de missie reisden Zusters van Liefde af naar alle uithoeken van de wereld. Daartoe behoorden ook landen met een warm klimaat, zoals Suriname, de Filipijnen en Indonesië. Het lange, zwarte habijt dat de zusters tot aan de jaren zestig droegen was afgestemd op het Nederlandse klimaat. De kleding was van wol gemaakt. Bovendien was het habijt lang en zwart.
Juist omdat de zusters zich door de missie in zo veel verschillende plaatsen op de wereld bevonden, hielden zij in eerste instantie sterk vast aan het streven van eenheid. In welk land de Zusters van Liefde ook zaten, allemaal leefden ze volgens hetzelfde dagschema. Toch bleek die eenheid niet op alle vlakken houdbaar.
Indonesië was het eerste tropische land waar de zusters zich vestigden in 1885. De zusters op missie werkten hard, en hadden het zwaarder omdat ze moesten rondlopen in de lange, dikke zwarte habijten. Na vier jaar op de missie in Indonesië overleden al twee van de negen zusters. Naar vermoeden van de zusters bestond er daarvoor een verband met het feit dat de zusters zo hard werkten in de hitte. Al na een paar jaar begon de congregatie voorzichtig toe te staan dat de zusters in Indonesië een luchtiger, wit kleed mochten dragen, zodat ze niet oververhit zouden raken. Zo vonden de eerste veranderingen in kleding tijdens de missie plaats. Een zuster die op missie is geweest naar Indonesië vertelt in een interview met historici Dolly Verhoeven en Annemiek van der Veen: "We hadden toen niet meer dat strenge, want dat was afgestraft, dat ze nog in die donkere habijten moesten lopen en zeker met feestdagen. Dat was niet om te doen! We waren nu als gewoon, we waren nu in het wit. Hadden we het al heet genoeg!"
De eerste veranderingen in Nederland
In de jaren vijftig begon er een nieuwe periode voor het religieuze leven in Nederland. Veel congregaties kwamen in deze tijd tot de conclusie dat er te veel afstand bestond tussen de zusters en de moderniserende maatschappij. Bovendien merkten de congregaties op dat steeds minder meisjes de keuze maakten om bij het klooster in te treden. Daarom besloot de congregatie van de Zusters van Liefde om het beeld van een gesloten kloostercultuur wat af te breken. In 1956 voerde de congregatie voor eerst sinds haar oprichting in 1832 veranderingen in de kledingstijl door. Een nieuw habijt deed zijn intrede.
Nog steeds kleedden de zusters zich in een lang, zwart gewaad. Ook maakten het borstkruis en de witte ondersluier nog steeds deel uit van de kledingvoorschriften. De grootste verandering zat in de kap. Waar deze eerst kokervormig uitliep en een groot deel van het zicht van de zusters wegnam, was deze nu een stuk korter. De zusters hadden hierdoor niet alleen zelf meer zicht op de wereld; de wereld had ook letterlijk meer zicht op hen. Het borstkruis bleef. De rozenkrans die voorheen nog aan het habijt hing, maakte daarentegen geen vast onderdeel van de kledingstijl meer uit.
De frisse wind van de jaren zestig
In de jaren die volgden, bleef het religieuze leven in Nederland veranderen. Tussen 1962 en 1965 vond het Tweede Vaticaans Concilie plaats. De paus en 2500 bisschoppen van over de hele wereld kwamen samen in Rome om de toekomst van de katholieke kerk te bespreken. Aldaar maakten zij een plan om de katholieke kerk meer bij de nieuwe tijdsgeest van de jaren zestig te laten aansluiten. Met andere woorden: de kerk werd gemoderniseerd.
Als gevolg daarvan organiseerde ook de congregatie van de Zusters van Liefde verschillende kapittels, waarop zij de regels binnen de congregatie uitgebreid heroverwogen. De congregatie besloot in 1966 dat ook het habijt moest mee veranderen met de maatschappij.
Dichter bij de burgers
De kap, die in 1956 al een stuk kleiner was geworden, verplaatste in de nieuwe outfit nog meer naar achter op het hoofd, waardoor een stuk van het haar van de zusters zichtbaar werd. De witte ondersluier veranderde in een witte kraag. Verder is het opvallend dat het habijt niet meer zoals in de vorige ontwerpen tot aan de grond kwam, maar nu tot net over de knie viel. Door deze aanpassingen sloot het habijt optisch meer aan bij de kledingstijl van de 'normale' bevolking in de jaren zestig. Toen in de nonnen in 1966 het nieuwe habijt voor het presenteerden, schreef een correspondent van de Volkskrant van 18 maart 1966: "Nu zal de kleding nog gemakkelijker zijn, zodat de hinderlijke afstand kleiner wordt tussen kloosterzuster en leek."
Al twee jaar na de doorvoering van het nieuwe habijt in 1967 besloot de congregatie dat de Zusters van Liefde ook de keuze hadden om in 'lekenkleding' door het leven te gaan. In deze periode schaften veel andere congregaties eveneens de verplichting een habijt te dragen af. Door lekenkleding te dragen, verkleinde het gevoel van afstand tussen de zusters en de samenleving nog meer. Toch waren niet alle zusters blij met deze overgang. Zij hadden immers bij hun intreden afstand gedaan van hun burgerkleding en het habijt had voor hen jarenlang symbool gestaan voor hun toewijding aan het geloof. Het habijt was voor sommigen dus onlosmakelijk aan hun identiteit verbonden.
De congregatie van de Zusters van Liefde veranderde dus de stijl van het habijt onder invloed van de modernisering van de kerk. De zusters gebruikten als middel om de christelijke identiteit uit te drukken, maar ook om toenadering tot de samenleving te zoeken.
Bronnen
Verhoeven, D., Van der Veen, A., Interviews met Zusters van Liefde uit verschillende missiegebieden, 2004.
Inzage uitsluitend mogelijk na verkrijgen van toestemming van de congregatie van de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid.