Veel waterputten waren gewijd aan genezende heiligen, zoals de ‘noodhelpers’. Anderen hebben een relatie met de eerste missionarissen in onze streken, vooral met Willibrord (ca 658-739). In zijn Vita is te lezen dat hij predikte onder bomen en zijn bekeerlingen doopte in 'dooppoelen'. Als er geen water aanwezig was zou hij zelf een bron hebben gemaakt door met zijn staf op de grond te slaan en vurig te bidden. Mogelijk waren dit bestaande cultusplekken uit de prechristelijke periode, omdat bekend is dat in deze tijd regelmatig aan en in water geofferd werd waarbij men om gezondheid en voorspoed vroeg. Ook bomen konden een belangrijk onderdeel van de cultusplek zijn.
Willibrordsputten vinden we van Nes op Ameland tot Zoutelande in Zeeland en Geysteren in Limburg. Het is niet erg waarschijnlijk dat Willibrord bij al deze bronnen en putten ook daadwerkelijk gepredikt heeft, aangezien ze ook genoemd worden in gebieden waar de heilige vermoedelijk nooit geweest is. Willibrord heeft vermoedelijk slechts gedurende korte perioden in Nederland gepredikt en werd in zijn reizen beperkt door het primitieve wegennet, waardoor transport alleen over water en over de hogere delen van het land mogelijk was. Het is niet onlogisch te veronderstellen dat de Willibrordsputten uit de periode van de kerstening aan in oorsprong Romeinse, of nog oudere, wegen zijn gelegen.
Ook de Willibrordsputten stonden bekend vanwege hun genezende functie, het water hielp tegen kinderziekten in het algemeen, vooral huiduitslag, en tegen rachitis of Engelse ziekte (ontstaat door een tekort aan vitamine D) dat in de volksmond “het gebrek van Sint Willibrord” heette.
De Brabantse putten
Verreweg de meeste overgebleven prechristelijke cultusplekken (bomen, stenen en putten) vinden we thans in de gebieden die na de reformatie katholiek gebleven zijn. Elders werden zij door de protestanten verwoest als “paapsche stoutigheden”. Er zijn in Brabant verschillende Willibrordsputten bekend, maar van geen enkele put staat onomstotelijk vast dat hij door toedoen van Willibrord is ontstaan.
De kans wordt groter dat een put terug gaat tot de tijd van Willibrord wanneer deze ligt in een gebied dat een relatie met de heilige uit de tijd van diens leven heeft. Uit de periode 704 tot 736 stammen een aantal schenkingsoorkonden van goederen in Brabant aan Willibrord, met als zwaartepunt het stroomgebied van de Dommel. Deze zijn lang in het bezit gebleven van de door Willibrord gestichte abdij van Echternach. We kennen deze achtste-eeuwse schenkingen uit het Liber aureus Epternacensis dat uit de late twaalfde eeuw dateert.
De claim wordt sterker als uit opgravingen is gebleken dat er zich op de plek overblijfselen van middeleeuwse putten bevinden. Volksverhalen die naar prechristelijke wezens verwijzen leggen een link met de periode van de kerstening.
Zo bezien zijn er slechts twee putten in Brabant die mogelijk een directe relatie met de aanwezigheid van de heilige hebben. Ze liggen in Alphen en Diessen.
Alphen
Alphen ligt op het kruispunt van twee zeer oude wegen, de Maastrichtse baan en de Oude Romeinse baan. In 709 schonk Engelbert, inwoner van Alphen, goederen aan Willibrord, die toen mogelijk de kerk stichtte. Volgens een lokale overlevering sloeg de heilige met zijn staf op de grond waarbij er water welde. Het is tamelijk verwarrend want er zijn nu twee plekken in Alphen die de naam van Willibrord dragen. De eerste is een kuil in het buitengebied, waar tot in het begin van de twintigste eeuw bedevaartgangers uit Alphen en omgeving heilig water uit haalden. Daarnaast is er een putje dat aan de Maastrichtse baan lag. Bij deze plek werd een kaboutersage verteld, wat op de aanwezigheid van een prechristelijke plek kan duiden. De (heidense) kabouters konden namelijk niet aan de noordzijde van de heerbaan komen, omdat de kracht van Willibrord hen tegenhield. Daarom moesten ze een tunnel onder de weg door graven. Het water van de put stond in ieder geval in de negentiende eeuw bekend als genezend voor oogziekten en been- en voetklachten bij mens en vee. De put werd eind negentiende eeuw gedempt nadat er bijna een kleuter in was verdronken. Bij het Willibrordsjaar in 1939 voerde men een opgraving uit waarbij de middeleeuwse put werd herontdekt en van een kapelletje voorzien.
Diessen
De abdij van Echternach bezat goederen in Diessen, die in 712-3 aan Willibrord waren geschonken. De Willibrordusput naast de kerk wordt echter pas na de middeleeuwen in de bronnen vermeld, vooral in de zestiende en zeventiende eeuw was er een grote toeloop van pelgrims naar de put. Het water gold als geneeskrachtig tegen het ‘gebrek van Willibrord’. Het is niet duidelijk wanneer dit gebruik is ontstaan. De bedevaart en verering van Willibrord verdween in de achttiende eeuw, maar werd in de twintigste eeuw nieuw leven ingeblazen. De feestdag is nu met Pinksteren in plaats van de vaste feestdag van Willibrord op 7 november.
Andere putten
Geen aantoonbare relatie met Willibrord hebben de putten van Oss, Meijel, Berkel en Bakel.
Dat men lang dacht dat Oss tot de schenkingen aan Willibrord in Echternach hoorde blijkt te berusten op een verkeerde lezing van de in oorsprong achtste-eeuwse goederenlijst van Echternach. “Deosne” moet niet gelezen worden als ‘van Oss’ maar als Diessen. Oss had wel een putje, dat thans niet meer zichtbaar is. Volgens de opgravers Glazema en Halbertsma dateerde de oorspronkelijke boomstamput hier uit de periode 900-1250. Bij de put gooiden pelgrims stenen op een stapel. Er bij stonden een aan Willibrord gewijd kapelletje en een koortsboom. Zowel het gooien van stenen op een stapel als het gebruik om de koorts aan een boom ‘af te binden’ gaan terug op een prechristelijk gebruik. Het huidige putje dat even verderop ligt dateert uit 1925-6. De historische vereniging heeft een bord naast het putje laten aanbrengen waarin de foutieve toeschrijving uit de doeken wordt gedaan.
Meijel
De oudste vermelding van deze put dateert uit de veertiende eeuw. Deze put ligt precies op de grens tussen Meijel en Deurne en vormde lang onderdeel van de grensmarkering. Even verderop liep de oude weg tussen Den Bosch en Keulen over wat hogere zandbulten op de Peelrandbreuk, de weg vormde de enige doorgang door de Peel en is mogelijk al van Romeinse ouderdom. Langs deze breuk kwam veel kwelwater naar boven. Er ontstonden putten in het kwelwater die al gauw vereerd werden omdat het schoon water was in een landschap waar dat verder ontbrak. Op de lijn van de Peelrandbreuk vinden we behalve een reeks putten ook een aantal belangrijke middeleeuwse heiligdommen, zoals Handel. Het water van de put in Meijel heette heilzaam te zijn tegen moeraskoorts en later ook tegen oogkwalen. De middeleeuwse put werd in 1899 opnieuw opgegraven en opgemetseld; en werd in 1953 na verwoesting in de tweede wereldoorlog opnieuw hersteld. De put staat mogelijk sinds die tijd droog.
Echternach had wel bezittingen in Bakel. Willibrord was de patroonheilige van de kerk, maar verder stonden er geen herinneringen aan de missionaris. Het hedendaagse Willibrordsputje is dus nieuw, werd in 2004 door het Sint Willibrordusgilde geschonken aan de Bakelse gemeenschap.
Bronnen
Halbertsma, H., Frieslands Oudheid, Groningen, 1982, 522-523.
Thiers, O., Oss, H. Wilibrord, op: https://www.meertens.knaw.nl/bedevaart/ (stand op 26 mei 2020).
Thiers, O., Berkel, H. Wilibrord, op: https://www.meertens.knaw.nl/bedevaart/ (stand op 26 mei 2020).
Spamer, T., Deurne-Willibrord-Echternach 721-1795. Een vrome vervalsing ontmaskerd, Deurne, 2017.
Bewerkt naar Schuyf, J., Heidense heiligdommen. Zichtbare sporen van een verloren verleden, Utrecht, 2019.