De vlieger, die op die maandagmiddag om 14.20 uur vanaf Schiphol opgestegen was om een rondvlucht boven Nederland te maken, koerste, na eerst nog een tussenlanding op het vliegveld Welschap in Eindhoven te hebben gemaakt, richting Princenhage. Geruime tijd cirkelde het vliegtuigje rond de toren van de Martinuskerk en de molen en boven het St. Luciagesticht. Een landbouwer meende dat de vliegenier hem toewuifde. Later zou blijken dat deze groet van de vliegenier bestemd was voor zijn aanstaande schoonmoeder, mevrouw van de Burgt, die in het St. Luciagesticht verbleef. De manoeuvres die de bestuurder met zijn ranke vliegtuigje ten beste gaf, trokken in het anders zo rustige dorp, vanzelfsprekend de aandacht van veel bewoners. Tot hun grote ontzetting zagen zij dat het vliegtuigje na vijf minuten rondgecirkeld te hebben, opeens met grote snelheid naar beneden stortte. Volgens de krant was de klap zo hevig “dat men die in Rijsbergen had gehoord”.
Moestuin
Het vliegtuigje kwam terecht in de moestuin van landbouwer Van Haperen, die achter het St. Luciagesticht woonde. De zusters van het St. Luciagesticht en Moeder Overste Bertranda waren snel bij het verongelukte vliegtuigje om eerste hulp te kunnen verlenen. De krant vermelde dat kapelaan Baks, met dokter Joling ook snel ter plaatse, nog het H. Oliesel aan het slachtoffer kon toedienen. In 1937 was in de Martinusparochie echter geen kapelaan Baks. Het meest voor de hand liggend is dat pastoor Bouman (1897-1962) degene was die het H. Oliesel heeft toegediend, ofschoon deze niet wordt genoemd. De kapelaans Ansems en Koopmans waren eveneens op de plaats van het ongeluk.
Nadat het lijk was overgebracht naar het lijkenhuisje in Princenhage, kwamen later ook Rijkspolitie en marechaussee assistentie verlenen en was de moestuin van Van Haperen, waarin voor fl. 148,00 schade was aangebracht, spoedig ontruimd.
Na het ongeluk was er een massale toestroming van belangstellenden, waarbij de gemeentepolitie de grootste moeite had om de nieuwsgierigen van de plek des onheils vandaan te houden. Onder de belangstellenden bevonden zich burgemeester Sutorius (1879-1967), de officier van Justitie in Breda, Mr. Kneepkens (1879-1971) en de substituut Mr. van der Dussen, die een onderzoek naar de oorzaak instelden.
Politierapport
In het door J.A. Vissers, chef van de politie in Princenhage, opgestelde rapport, werden de verklaringen van de getuigen nauwkeurig omschreven. De getuigen die zijn gehoord waren: Hendrikus Goos, oud 68 jaar, wonende aan de Liesboschstraat 52, Elisabeth Cornelia van Haperen, oud 19 jaar, onderwijzeres, wonende Heilaarstraat 91, Adriaan Rijnen, onderwijzer, wonende Liesboschlaan 8 en Antonius Cornelis Boogers, oud 30 jaar, monteur, wonende Liesboschstraat 36.
Deze getuigen gaven, behoudens eenige afwijkingen omtrent de wijze en hoogte van vliegen vrijwel eensluidende verklaringen omtrent hetgeen door hun was waargenomen.
- Politierapport J.A. Vissers
Ooggetuigen
Enkele bewoners van het verzorgingstehuis Haga, wisten in 2012 nog hun herinneringen over de crash te vertellen, zoals mevrouw Geerts van Nijnatten (destijds 88). Zij vertelde dat zij op het moment van het ongeluk in de Mariaschool naailes kreeg van zuster Geertruda. “We vonden het al vreemd dat we al een tijdje vliegtuiggeronk hoorden, totdat er opeens vlakbij een geweldige klap te horen was. Zuster Geertruda gebood ons te blijven zitten, maar ging samen met het hoofd van de school, zuster Marina, snel poolshoogte nemen. Gehoorzaam als wij waren, wachtten we op de terugkomst van de zusters, maar gingen na schooltijd natuurlijk ook kijken”.
Bronnen
Dagblad van Noord-Brabant, 29-06-1937.
Gesprekken met ooggetuigen.