Harriet Laurey

Geboortedatum: | Sterfdatum:

Dichteres en kinderboekenschrijfster

Lage Mierde

Haar laatste levensjaren bracht Harriet Laurey door in Lage Mierde. (Foto: z.j., Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Schrijfster Harriet Laurey werd op 20 december 1924 geboren in Eindhoven. Ze was het zesde kind van Petrus Paulus Laurey (1889-1972) en Henriette Gerardina Maria van der Sommen (1890-1978). In 1954 trad ze in Haarlem in het huwelijk met Ton Neelissen (1929-2004), met wie ze twee dochters kreeg. Harriet Laurey overleed op 25 juli 2004.

Harriet (officieel: Henriëtte) groeide samen met vijf broers en twee zussen op in een rooms-katholiek gezin. Haar vader was beroepskeuzeadviseur bij het Gewestelijk Arbeidsbureau in Eindhoven. Ze had net als haar vader, die gelegenheidsgedichten schreef, een rijke fantasie en vertelde graag verhalen aan de buurkinderen. Na de lagere school ging ze naar de middelbare meisjesschool (mms) op het St.-Catharinalyceum in Eindhoven; toen in 1968 ook jongens tot de school werden toegelaten, veranderde de naam van de school in het Van Maerlantlyceum.

Op de mms kreeg Harriet Nederlands van literatuurhistoricus Gerard Knuvelder (1902-1982). Hij stimuleerde haar tot het schrijven van verhalen en gedichten. In 1941 deed ze eindexamen, waarna ze een eenjarige opleiding tot secretaresse volgde bij Philips. Vervolgens werkte ze van september 1946 tot september 1950 als secretaresse op het St.-Joriscollege, de jongensschool die bestuurlijk een eenheid vormde met het St.-Catharinalyceum. In 1950 verhuisde Harriet naar Amsterdam, waar ze op de administratie van een boekwinkel aan het Rokin (waarschijnlijk Scheltema & Holkema) ging werken. Later werd ze secretaresse van professor Albert Kummer (1893-1969), hoogleraar in de geneeskunde.

 

Dichteres

Ondertussen was Harriet Laurey blijven schrijven. Dat werd ook opgemerkt door Knuvelder, die hoofdredacteur was van het katholieke weekblad De Nieuwe Eeuw. Op zijn voorstel debuteerde Harriet in 1945 in dit blad met het gedicht "Laatste gebed". Daarna namen ook letterkundige tijdschriften als RoepingDe Gids en Dietsche Warande gedichten van haar op. Veel van die gedichten hadden de liefde als onderwerp. In 1950 verscheen haar eerste poëziebundel: Voorland, dat een cyclus van vier gedichten bevat.

Samen met de dichters Frans Babylon (1924-1968) en Lou Vleugelhof (1925-2019) maakte Harriet vervolgens in 1951 de bundel Triple Alliantie, en een jaar later volgde haar bundel Loreley, over het verlies van een grote liefde. In 1954 verscheen Oorbellen, opnieuw met liefdesgedichten, waarmee ze de prijs van de Groot-Kempische Cultuurdagen in Hilvarenbeek won. In 1956 was er opnieuw succes: bij de Poëzieprijsvraag van de Haarlemse Sociëteit Teisterbant won ze met haar gedicht ‘Groot Heiligland’ de tweede prijs, waarna het gedicht werd opgenomen in de uitgave De Haarlemse Heiliglanden. Proeve van topografische poëzie (1956).

 

Onder de Roos

Niet alleen als dichteres was Harriet Laurey actief, ook anderszins liet ze haar sporen na op letterkundig gebied. Zo was ze van 1953 tot 1960 als redactrice verbonden aan Roeping en verleende ze in die periode eveneens haar medewerking aan Nieuwe Stemmen.

Via Sociëteit Teisterbant, waarvan ze inmiddels lid was geworden, leerde ze in 1954 de eveneens in Eindhoven geboren journalist en dichter Ton Neelissen (1929-2004) kennen. Op 8 september van dat jaar trouwde het stel voor de wet in Haarlem, waar ze ook gingen wonen. De kerkelijke inzegening volgde op 19 februari 1955 in de Begijnhofkapel te Amsterdam. Kort daarna verscheen hun gezamenlijke bundel liefdesgedichten Onder de Roos (1955).

 

Kinderboekenschrijfster

Er werden twee dochters geboren, Bernadette (1959) en Catalien (1961). Daarna begon Harriet op advies van Jan Bernhard van Ulzen (1891-1962), directeur van uitgeverij Holland, verhalen en gedichten voor jonge kinderen te schrijven. Dat deed ze vooral ’s avonds, want haar gezin ging voor. ‘Ik ben een zondagsschijfster’, zei ze in 1970 in een interview in De Telegraaf, waarmee ze haar schrijverschap als een vorm van vrijetijdsbesteding karakteriseerde. Voor haar was dat geen enkel probleem: getrouwd zijn en het hebben van kinderen ervoer ze als ‘een grote vervulling’.

Haar eerste kinderboek, Tovertje Konijn en Haasje Repje, verscheen in 1956. Daarna volgde in 1958 Sinterklaas en de struikrovers, een humoristisch verhaal voor kinderen van vier tot acht jaar. Met dit boek brak ze echt door als kinderboekenschrijfster: het werd in 1959 bekroond als Kinderboek van het Jaar (voorloper van de Gouden Griffel). Van 1962 tot en met 1966 zat ze zelf in de jury van deze prijs, terwijl ze in 1964 ook jurylid was bij de P.C. Hooft-prijs.

In 1970 viel Harriet opnieuw in de prijzen. In dat jaar werd haar boek Verhalen van de spinnende kater, een boek met een sprookjesachtige raamvertelling over een scheepskat, uitgeroepen tot Kinderboek van het Jaar.

Naast verhalen schreef Harriet Laurey ook gedichten voor kinderen. Deze werden onder meer gebundeld in Zeg vlinderman… (1961) en Kinderversjes (1976). Net als in haar verhalen speelt de natuur, vooral de dierenwereld, in haar kinderpoëzie een grote rol. Verder schreef ze de instructieve prentenboeken Rondjes en vlakjes (1966) en Stad en land (1973), werkte ze mee aan schoolleesseries als De Trapeze en Van A tot Z en bewerkte ze verhalen en gedichten uit het Engels, Duits en Frans, waaronder De kleine Muck (1969) van W. Hauff en Sprookjes van Andersen (1975).

 

Terug naar Brabant

Ondertussen was het gezin Neelissen-Laurey rond 1967 naar Overveen verhuisd. In 1985 kreeg de man van Harriet Laurey echter een baan als docent aan de School voor Journalistiek in Tilburg, waarna een verhuizing volgde naar Lage Mierde in Noord-Brabant. In haar laatste levensjaren bleef Harriet Laurey zich met kinderboeken bezighouden. Zo bewerkte ze af en toe boeken voor uitgeverij Unieboek. In 2002 kreeg ze een herseninfarct, waardoor ze eenzijdig verlamd raakte. Twee jaar later, op 25 juli 2004, overleed ze in haar woonplaats; vijf dagen later werd ze gecremeerd in Eindhoven.

 

Waardering

Harriet Laurey publiceerde ruim tachtig titels. Ze is vooral bekend geworden als schrijfster en vertaalster van sprookjesachtige kinderboeken, een genre waarmee ze, zoals ze zelf zei, in contact bleef met haar eigen ‘kind-zijn’. In het voorwoord bij De mooiste sprookjes uit alle landen (1968) van Antoon Coolen schreef ze: ‘Het sprookje is zelf een kind. Het heeft de onverbasterde, roekeloze wijsheid, die de wijsheid van kinderen is’.

Harriet geloofde in de positieve kracht van boeken. Zo vond ze dat het lezen van sprookjes en fantasieverhalen kinderen bewust kan maken van de grens tussen recht en onrecht. Zowel haar poëzie voor volwassenen als haar werk voor kinderen werden positief gewaardeerd, vooral vanwege de toegankelijkheid, de humor en het poëtisch taalgebruik. Een enkele recensent maakte een kanttekening bij het feit dat in de meeste verhalen en gedichten voor kinderen een te mooie, idyllische wereld is geschilderd.

 

Bronnen

Collecties L00278 en Harriet Laurey, Literatuurmuseum, Den Haag.

Schilders, E., "In memoriam Harriet Laurey", Dodenakker Literair Brabant, via: http://www.cubra.nl/dodenakker/laurey.htm (stand 18 mei 2016).

Teeuwen-Opheij, N., "Harriet Laurey", in: Lexicon van de jeugdliteratuur, februari 1991.

Toorians, L., "Van lyrische poëzie naar bekroonde kinderboeken: Harriet Laurey, “zondagsschrijfster”", Dichter bij Brabant, via: http://www.cubra.nl/brabantliterairtoorians/02laurey.htm (stand 18 mei 2016).

Veer, J. van der, "HARRIET LAUREY schrijfster", in: E. Kloek (samenst.), 1001 vrouwen in de 20ste eeuw, Nijmegen, 2018, 1197-1199.