Vanaf ongeveer 1500 kunnen we dit volgen in de archieven: zo ongeveer om de vijftien à twintig jaar geselde de pest ook Breda en de baronie. Een absoluut rampjaar was 1603: van de hele stadsbevolking stierf ongeveer een derde, ruim 1800 personen. Ook in Alphen, een van de tien dorpen in de Baronie van Breda, sloeg de pest toe. Van 1604 en 1625 weten we dat vrij precies dankzij de begraafregisters in het parochiearchief.
Op 30 juni 1604 werd pastoor Adriaensen van Alphen door de pest geveld. Hij werd begraven op een soort noodkerkhof op de hei, op last van de schout van Alphen, die bang was voor verdere besmettingen. Op 20 oktober 1625 trof pastoor Van den Heuvel hetzelfde lot. Ook hij stierf als gevolg van besmetting die hij had opgelopen bij de verzorging van de pestlijders in zijn parochie.
Samen met zo’n vierhonderd pestlijders werden zij niet begraven in of rondom de kerk, zoals gebruikelijk was, maar werden zij ter aarde besteld op een kerkhof op de hei, ongeveer een half uur van het dorp zelf. Bij de jaarlijkse visitaties door de deken van Hoogstraten in de zeventiende en achttiende eeuw klaagde deze erover dat van de belofte om een passende kapel te bouwen als eerbetoon aan de pestlijders steeds niets terecht was gekomen. Koeien en schapen graasden er en het herdenkingskruis was al omgevallen….
Pastoor Willem Binck (1881-1971), in 1932 pasbenoemd tot pastoor van de parochie van de H. Willibrordus in Alphen, las over het kerkhof in de Memorialen van zijn voorgangers. Het zat hem hoog, dat dit kerkhof nooit het respect had gekregen dat het verdiende. Maar hoe kon hij dat pestkerkhof terugvinden na driehonderd jaar? De archivaris van de Abdij van Tongerlo, dr. A. Erens, en zijn vriend archeoloog Joan Willems uit Tilburg schoten hem te hulp. Ze vonden op oude kaarten de plaats waar het moest zijn geweest.
In 1934-’35 liet de pastoor een aantal jonge boerenzoons sleuven graven op het vermoede terrein nabij het Molenven aan de Boslust in Alphen. Pastoor Binck beschreef zelf zijn succesvolle onderneming in zijn boek Omzwervingen in de Alphensche Praehistorie (1945):
“…Ik zie mijn blozende boerenjongens nog staan bij de geopende groeve! Eén begravene hadden we blootgelegd. Alle beenderen waren intact en hard. Eerst baden we voor de zielenrust van alle afgestorvenen onzer parochie. Dan vroeg ik hun om de overblijfselen in een meegebrachte kistje te doen. Een panische schrik stond op hun gelaat. ‘De pest, pastoor de pest…’ Met de verklaring van den dokter trachtte ik hen gerust te stellen. En toch niemand verroerde zich nog. Toen sprong ik zelf in den kuil. Tegelijkertijd kwamen ze me na. ‘k Nam zelf de schedel in mijn handen. Toen vermanden zij zich en borgen met eerbied en misschien met een beetje zelfverwijt, het overige in het eenvoudige houtwerk…”
In 1936 werd het kerkhofje in zijn totaliteit gereconstrueerd en van een monumentje voorzien. Jaarlijks organiseerde pastoor Binck met Allerzielen (2 november) een bedevaart voor de hoogste klassen van de lagere jongens- en meisjesschool naar het pestkerkhof. Om stil te staan bij de Gesel Gods in de zeventiende eeuw. Tot 1961 is deze jaarlijkse bedevaart gehouden voor de lagere schooljeugd.
Het pestkerkhof in Alphen werd in de loop van de twintigste eeuw danig verwaarloosd en het verwilderde. In 1987 werd in overleg met de grondeigenaren, de buurtschap en de VVV besloten om het pestkerkhof een vijftigtal meters te verplaatsen naar de straat Boslust toe, om het beter toegankelijk te maken en het beter te kunnen onderhouden.
Nog steeds kunt u daar de eregrafkruisen van de twee pastoors zien, en het herdenkingsmonumentje uit 1936. Nog menig fietser komt er in de zomerdag verpozen, om stil te staan bij de betrekkelijkheid van het leven in de tijd dat de pest nog heerste. En de buurtschap De Bosjannen zorgt er nog steeds voor het onderhoud van dit unieke monument.
Bronnen
Binck, W., Omzwervingen in de Alphensche Praehistorie, ’s-Hertogenbosch, 1945.
Van Eijck, J., De Gezondheidszorg te Breda voor 1700, Nijmegen, 1990 (Scriptie, Radboud Universiteit, 1976).