Het bevrijde zuiden onder militair gezag 1944-1945

Rantsoenen aan Philips-personeel

Rantsoenen worden uitgereikt aan Philips-personeel in Eindhoven. (Foto: 1945, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven)

Alle rechten voorbehouden

Herfst 1944: ruim vier jaar lang had de Duitse bezetter de wet bepaald. Nederland was politiek mond-dood gemaakt en economisch uitgezogen. Men had Joodse medeburgers en opgepakte verzetsstrijders zien verdwijnen in de nacht en de nevel van het Derde Rijk. Jaren van angst en beproeving gingen voorbij, tot de bevolking van Zuid-Nederland eindelijk de geallieerde bevrijders in de armen kon sluiten.

Voor de rest van Nederland was het uur van bevrijding nog lang niet aangebroken. De geallieerde veldtocht liep vast en het front stolde aan de grote rivieren. In West-Nederland ging men een barre winter in: de Hongerwinter. Niemand had rekening gehouden met een bevrijding in twee fases.

Het bevrijde Zuiden, grotendeels frontgebied en afgesneden van de rest van Nederland, was opgedeeld in ‘eilandjes’, door de deplorabele staat van wegen, transportmiddelen en communicatie. Een Bredanaar wist niet wat er in Roosendaal gebeurde. Voor een reis van twintig kilometer was een vergunning nodig, én een transportmiddel. De bevolking had het zwaar: voor bijna lege winkels stonden lange rijen, er waren geen kolen, er was maar voor enkele uren gas en elektriciteit was streng gerantsoeneerd.

Wie zou zorgdragen voor het bestuur? Voor de (naar ieders verwachting korte) overgangstijd was in 1943 op geallieerde tekentafels het bestuursorgaan Militair Gezag (MG) ontworpen. In september 1944 werd het operationeel, onder het geallieerde opperbevel. De bedoeling was dat het contacten onderhield tussen de geallieerde autoriteiten en lokale bestuurders en daarnaast de veiligheid en openbare orde herstellen. Het MG kon de plaats innemen van de afwezige ministers.

 

Militair Gezag en zijn gereedschapskist

De organisatie van MG was hiërarchisch. Onder de chef-staf, generaal-majoor H. J. Kruls, stonden Provinciale Militaire Commissarissen (in Brabant was dat J. Ridder de van der Schueren), en onder hen Districts Militair Commissarissen. Nederlanders die in Engeland werkten bij bedrijven als Unilever, Shell of Philips vormden de top. In september 1944 begon MG met 740 personen; cursussen in Engeland stoomden hen klaar voor hun taak. In januari 1945 liep het aantal MG-medewerkers al op tot 8.749; in juni had MG al meer dan 16.000 mensen in dienst. Zij staken zich in militair tenue en stroopten de mouwen op om handelend op te treden in het hun toegewezen district. MG beschikte over ruime bevoegdheden en voldoende financiële middelen. Het hoofdkwartier van MG was gevestigd in het veilige en comfortabele Brussel. Pas in april 1945 verhuisde het naar de gebouwen van de Koninklijke Militaire Academie in Breda.

Zolang de gevechten voortduurden, waren rigoureuze maatregelen nodig voor de elementaire veiligheid van de bevolking in frontgebied Brabant. Voor burgers was het aanvankelijk verboden de eigen woonplaats te verlaten en onmogelijk briefkaarten, brieven of telegrammen te verzenden. Men was verstoken van nieuws over familieleden en vrienden. Wat nog wel aan de posterijen werd toevertrouwd, werd door de geallieerde censuurdienst zorgvuldig gescreend.

Helaas had MG de eerste maanden nog geen deugdelijk eigen voorlichtingsapparaat. Vanwege papierschaarste kon nauwelijks drukwerk verspreid worden. MG was bevoegd om de oplages van kranten vast te stellen. Eén krant per vier inwoners gold als maatstaf. Bij het drukken van die flinterdunne krantjes reserveerde MG eigen plaatsruimte om verordeningen te publiceren.

Schepen met gerepatrieerden

Schepen met gerepatrieerden vertrekken op 10 juni 1945 vanuit ’s-Hertogenbosch naar Rotterdam. (Foto: Militair Gezag, 1945, NIOD)

Alle rechten voorbehouden

Militair Gezag stuit op onbegrip

Het publiek was slecht op de hoogte van wat MG uitspookten. Op wiens gezag handelden de overijverige commissarissen eigenlijk? Dat was voor lokale bestuurders niet goed te zien, laat staan voor gewone burgers. Dat sommige MG-commissarissen inderdaad niet overliepen van tact, sloeg terug op MG als geheel. Het regende klachten over vriendjespolitiek, het onvermogen te improviseren of het vorderen van particuliere voertuigen. Ook klonk het verwijt dat MG ‘regerinkje wilde spelen’ en dat chef-staf Kruls wel erg autoritair optrad.

Een Eindhovens rapport (november 1944) noteerde: "er heerst een […] begrijpelijke verwarring in de opvattingen die het publiek heeft over het Militair Gezag. Begrijpelijk, omdat de naam verschijnselen suggereert, waaraan men tijdens de bezetting gewend was geraakt: show, hakkengeklap, kortom krachtsvertoon." Tot dezelfde conclusie kwam L. de Jong, de latere historicus van de Tweede Wereldoorlog, die in Noord-Brabant en Zeeland had kunnen rondkijken: "het is alsof het Militair Gezag het midden houdt tussen een eigen regering en een Duits bezettingsapparaat. Deze indruk wordt versterkt doordat er in de praktijk geen enkele mogelijkheid is om tegen de beslissingen van het Militair Gezag appel aan te tekenen. […] Men voelt een toenemende wrevel en onwil tegen dit apparaat dat alsmaar nieuwe mensen aantrekt, alsmaar nieuwe bureaus opricht en een […] staat in de staat gaat vormen."

Men ergerde zich aan de omslachtige en bureaucratische handelwijze, zoals bleek uit de talloze verordeningen, terwijl men voor nijpende problemen vergeefs bij MG aanklopte. Het duurde niet lang of voor velen betekende de afkorting MG: "Malle Gevallen". Of men sprak van "Circus Kruls".

 

Zuivering

Een van de eerste taken van MG was het screenen van burgemeesters. De regel was: wie op 10 mei 1940 burgemeester was, handhaven; wie onder de bezetter werd benoemd, afzetten. Die regel bleek niet steeds te handhaven. Fris bestuurdersbloed was niet altijd voorradig. De tijd ontbrak voor diepgaand onderzoek. Wethouders bleven in de meeste gemeentes gewoon zitten. Veelal moesten gemeentebestuurders die tijdens de bezetting geen enkele steun aan het verzet hadden gegeven, ter plaatse de zuivering van het ambtenarenbestand regelen. Dat zette kwaad bloed bij de bevolking.

Men klaagde hierover bij MG, dat vervolgens zuiverings-commissies in het leven riep. Die stuitten weer op terughoudendheid bij de bevolking: met wilde niet graag voor verklikker spelen. Zuivering van politie en rechterlijke macht verliep uitermate stroef. Hetzelfde kan gezegd worden van sectoren als het bedrijfsleven, de pers en de kunsten. Een ander kritiekpunt was dat MG vooral rekruteerde in zakelijke kringen. Die zouden ervoor zorgen dat hun collega’s die als collaborateurs vastzaten weer vrijkwamen, terwijl onschuldigen werden vastgehouden.

 

De oud-illegalen

Voor oud-verzetslieden was ergernis over de trage zuivering een belangrijke drijfveer om de trom te gaan roeren. Tijdens de bezetting had de Ordedienst (OD), een organisatie van oud-officieren, zich voorbereid op de rol van handhaver van orde en rust zodra de bevrijding een feit was. Hun handen jeukten, maar MG gaf hen te verstaan dat ze geen bevoegdheden mochten uitoefenen. Na enig morren stelden zij zich beschikbaar voor het MG Dat deden ook andere oud-illegalen. Ruim drieduizend van hen werden in november 1944 verenigd in de Gemeenschap van Oud-Illegale Werkers Nederland (GOIWN).

Zij zagen zichzelf als het geweten der natie: de ware vaderlandslievende personen. Het morele prestige dat zij zich toekenden, motiveerde hen om als waakhond te fungeren tegen de terugkeer van moreel failliete ambtsdragers. Zuivering en berechting van collaborateurs stond hoog op hun verlanglijstje. Net als het einde van de vooroorlogse verzuiling en een meer efficiënt bestuur. Toen MG merkte dat het niet om assistentie van de oud-illegaliteit heen kon, nam het de GOIWN op in eigen gelederen, vooral om de zuivering van overheid en bedrijfsleven ter hand te nemen.

Rond de kwestie ‘zuivering en berechting’ ontstond een ware machtsstrijd tussen enerzijds MG (nu samenwerkend met de GOIWN) en anderzijds de oude bestuurders. Enkele prominente oud-illegalen drongen bij koningin Wilhelmina in Londen aan op meer bevoegdheden voor MG, en op meer daadkracht. De hoogste ambtenaar van het oude stempel, procureur-generaal E. baron Speyart van Woerden, wilde niets weten van een rol van de oud-illegalen bij de zuivering. Onder druk van Kruls en Wilhelmina besloot de regering toen de man tijdelijk uit zijn functie te zetten.

Dit incident en de daaropvolgende reconstructie van het kabinet-Gerbrandy (het werd aangevuld met enkele figuren uit het bevrijde zuiden) toonden wel aan hoe invloedrijk MG begin 1945 was geworden. Maar in maart-april bleek MG alweer op zijn retour. Het liet bestuurstaken meer en meer over aan inmiddels gedeeltelijk gezuiverde burgerlijke bestuursorganen, en ging zich concentreren op een nieuwe taak: voorbereidingen treffen voor de aanstaande bevrijding van de rest van Nederland. MG kon hier profiteren van de opgedane ervaring in het bevrijde zuiden, en eerder gemaakte fouten vermijden, zoals in de omgang met oud-illegalen. De ‘lessen’ uit het zuiden hebben bijdragen aan een vlotte normalisatie na de algehele bevrijding van Nederland.

Oproep Militair Gezag

Oproep van het Militair Gezag op 23 november 1944 aan evacués in Tilburg en omstreken. (Bron: S.G.P. de Lange, 1944, NIOD)

Alle rechten voorbehouden

Wat Militair Gezag tot stand bracht

Het MG trad in het bevrijde Zuiden met enig succes op tegen plundering en wangedrag door geallieerde troepen, een weinig bekend fenomeen. Het bevorderde de opvang en huisvesting van naar schatting 27.000 evacués, die uit Zeeland en West-Brabant halsoverkop hadden moeten uitwijken. Het leverde een bijdrage aan het faciliteren van onderwijs (in veel schoolgebouwen bivakkeerden namelijk geallieerde militairen). Een belangrijke taak was het beschermen van de bevolking tegen oorlogsgeweld door de brandweer en de luchtbeschermingsdiensten goed te laten functioneren (alleen al in Noord-Brabant stortten er van september 1944 tot mei 1945 naar schatting 100 tot 200 V1’s neer, vaak met dodelijke gevolgen).

Het bevorderde het herstel van de gasfabrieken en elektriciteitscentrales, en distribueerde zo goed mogelijk de beschikbare energie en grondstoffen. Het organiseerde de grensbewaking. Het drong bij de Geallieerden aan op herstel van verbindingen. Ook werd post-, telegraaf en telefooncommunicatie hersteld. De MG deed al wat mogelijk was op het gebied van voorlichting en papierverstrekking en het zette in Eindhoven het radiostation Herrijzend Nederland op. Bij de geallieerden werd voortdurend aangedrongen op aanvoer van de noodzakelijke hoeveelheden voedsel, zeep en medicamenten. Het bevorderde de komst van dringend nodige vrachtauto’s en legde de basis voor stabilisatie van lonen en prijzen en zette een wachtgeld-regeling op. Voor werklozen kwam op initiatief van MG een nieuwe organisatie, de Dienst Uitvoering Werken (DUW).

 

Conclusie

Bestuurders en medewerkers van MG, die zonder benodigde ervaring plotsklaps tot bestuursambtenaren waren gepromoveerd, hebben binnen de grenzen van het mogelijke ferm aangepakt; vaak met gebrekkige hulpmiddelen (veel MG-ambtenaren hadden slechts een fiets als vervoermiddel).

De frontsituatie van Brabant verzwaarde de taken van MG. Op materieel gebied kon MG niet verder gaan dan wat de geallieerde autoriteiten toestonden en wat de regelingen en verordeningen voorschreven. Zo ontbeerde MG de bevoegdheid om economische collaborateurs in de kraag te grijpen. De regering in Londen was ver weg en impopulair; zij werd door velen gezien als incompetent en als reliek uit het verleden. Daarbij vergeleken kon MG in veel gevallen ferm handelend optreden. Wel duurde het veel te lang voordat
de zuivering van collaborateurs effectief ter hand werd ¬genomen.

De vraag is of het anders en beter had gekund. Zet men de geleverde prestaties af tegen alle genoemde beperkingen, dan lijkt een positief eindoordeel over het werk van MG in het bevrijde zuiden gerechtvaardigd. Vanaf het begin was duidelijk dat MG slechts een overgangsbestuur vormde. Spoedig na de algehele bevrijding van ons land namen de bevoegde instanties de bestuurstaken weer ter hand. Begin 1946 werd MG opgeheven. Nadien zijn de omvangrijke archivalia van alle Districts Militaire Commissarissen een onuitputtelijke informatiebron gebleken voor historici.

 

Bronnen

De Jong, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, (deel 10a, tweede helft, H. 8 en 9, Den Haag, 1980.

Manning, A., “Het bevrijde zuiden; kanttekeningen bij het historisch onderzoek”, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, (jrg. 96, 1981), 184-203.

Van Oudheusden, J., en Termeer, H., Tussen vrijheid en vrede. Het bevrijde zuiden september ’44 – mei ’45, Zwolle, 1994.

Van Oudheusden, J., en Verboom, J., Herstel- en vernieuwingsbeweging in het bevrijde zuiden. Eindhoven, ’s-Hertogenbosch en Waalwijk 1944-1945, Tilburg, 1977.

Schoonoord, D., Het ‘Circus Kruls’. Militair Gezag in Nederland, 1944-1946, Amsterdam, 2011.

Termeer, H., Het geweten der Natie. De voormalige illegaliteit in het bevrijde Zuiden september 1944 – mei 1945, Assen, 1994.