Auteur: Robin Hoeks

Graaf Willem IV van den Bergh

Geboortedatum: | Sterfdatum:

Heer van Boxmeer en Gelders stadhouder

willem IV van den Bergh, Antonis Mor, National Gallery of Art, Commons

Willem IV van den Bergh (1537-1584), geschilderd door Antonis Mor (1520-1575). (Bron: National Gallery of Art, Wikimedia Commons)

Willem IV van den Bergh (1537-1586) was een van de belangrijkste edelen van de Noordelijke Nederlanden. Als graaf was hij heer van het Land van Bergh, een deel van het graafschap Zutphen, en in Brabant was hij heer van Boxmeer. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog had hij een ambivalente rol.

Van den Bergh was de oudste zoon van Oswald II van den Bergh (1508-1546) en Elizabeth van Dordt (1505-1545). Na opvolgingsproblemen rond de heerlijkheid Boxmeer, die eerder al in handen was geweest van de heren van Bergh, had Oswald in 1545 de heerlijke rechten gekocht van Maximiliaan van Egmond (1509-1548).

Omdat zijn ouders kort na elkaar overleden werd Willem IV op negenjarige leeftijd al wees, waarna hij werd opgevoed in Leuven en aan het hof keizer Karel V (1500-1558) in Brussel. Hier zal hij Willem van Oranje (1533-1584) hebben leren kennen. De banden tussen de twee Willems werden in 1556 nog hechter toen Van den Bergh trouwde met Maria van Nassau (1539-1599), de oudste zus van Oranje. Na dit huwelijk was er voortaan een protestantse hofprediker op aanwezig op huis Bergh, de zetel van de graaf. Samen zouden ze zeventien kinderen krijgen.

 

Huis Bergh in 2010, Commons, Arch

Huis Bergh in 2010. (Foto: Arch, Wikimedia Commons)

Heer van Boxmeer

Naast zijn zetel in Bergh, het huidige ‘s-Heerenbergh in Gelderland, erfde Van den Bergh dus ook de vrije heerlijkheid Boxmeer, met het bijbehorend kasteel. Dit kasteel stamde in de kern uit de dertiende eeuw en was in de eerste helft van de zestiende eeuw nog verder versterkt om aan te sluiten bij de laatste militaire ontwikkelingen. In de middeleeuwen was het een steunpunt van de Gelderse hertogen geweest in hun concurrentie en strijd met de hertogen van Brabant.

De bezittingen van de graven van Bergh zouden een twistpunt blijven. Vanaf het midden van de jaren ‘60 van de zestiende eeuw betwistte de jongere broer van Willem IV, Frederik van den Bergh (gestorven in 1597), een eerdere erfdeling. Dit zal bij de graaf voor extra onrust in een chaotische periode gezorgd hebben.

 

Het Smeekschrift der Edelen

Toen in april 1566 in Brussel aan landvoogdes Margaretha van Parma (1522-1586) het Smeekschrift der Edelen aangeboden werd, waarin edelen na enkele Beeldenstormen hun zorgen uitten over de plakkaten die de religieuze vrijheid in de gewesten inperkten, was Van den Bergh daar niet bij. Zijn naam komt ook niet voor onder de handtekeningen onder het smeekschrift. Misschien was hij bewust niet aanwezig en wilde hij als een van de hoogste edelen wat afstand bewaren tot het smeekschrift, dat met name ondertekend werd door lagere adel.

s

Smeekschrift - Gerard van Horne

Edelen brengen het het Smeekschrift van het Verbond der Edelen naar Margaretha van Parma op 5 april 1566. (Bron: Frans Hogenberg, 1566-1570, Rijksmuseum Amsterdam)

Een andere mogelijkheid is dat hij simpelweg te laat was. Van den Bergh arriveerde namelijk een dag na het aanbieden met groot gevolg in de stad. Bovendien lijkt hij, zoals veel edelen, nog te schipperen tussen trouw aan de koning en opstand. Zo waarschuwde hij in deze periode de lokale bestuurders in Boxmeer voor mogelijke Beeldenstormen en onrust in zijn heerlijkheid.

Desalniettemin ging Van den Bergh nu wel een leidende rol spelen in wat bekend werd als het Verbond der Edelen, de groep ondertekenaars en hun sympathisanten. Dit kwam mede door zijn hoge adellijke positie. Bovendien werd hij aangesteld om in Gelderland te controleren dat de landvoogdes haar beloftes, gedaan naar aanleiding van het smeekschrift, na zou komen. De landvoogdes had namelijk beloofd de protestantse erediensten die op plekken in de Nederlanden voet aan de grond hadden gekregen ongemoeid te laten, als de edelen haar hielpen met het herstellen van de orde.

 

Vlucht naar Duitsland

Toen de hertog van Alva in 1567 arriveerde in de Nederlandse gewesten, vluchtte Van den Bergh, samen met een groot aantal andere edelen, naar Duitsland. Alva daagde hem in hetzelfde jaar voor de Raad van Beroerten en bij verstek werden al zijn bezittingen verbeurd verklaard. Alva legde meteen een klein garnizoen in het kasteel van Boxmeer.

Alva bleek hiermee vooruitziend te zijn. In 1568 en 1570 viel Van den Bergh namelijk het oosten van de Nederlanden binnen, met name om weer bezit te nemen van zijn land van Bergh. Ondanks dat dit enkele malen lukte, werd hij telkens al snel teruggeslagen door koningsgezinde troepen.

 

Van den Bergh als militair leider

Zijn grootste militaire successen volgden in 1572. Hij leidde toen een van de legers die Willem van Oranje ondersteunde bij diens tweede grote inval. Hij nam grote delen van Gelderland en Overijssel in en kreeg zelfs de controle over Friesland. Willem van Oranje had ondertussen enkele grote Vlaamse en Brabantse steden veroverd, maar liep stuk op de koningsgezinde troepen die Bergen (Mons) in Henegouwen belegerden. Deze stad werd door Lodewijk van Nassau, de broer van Willem van Oranje, bezet gehouden. Hij moest zich overgeven toen ook de gehoopte hugenotische versterkingen vanuit Frankrijk niet kwamen, omdat die waren uitgemoord tijdens de Bartholomeusnacht (23 op 24 augustus 1572).

Bezettingen van 1572, Commons, Stuntelaar

De veroveringen van de watergeuzen (in het westen), Willem van Oranje (vanuit Duitsland richting het zuidwesten) en Willem IV van den Bergh (vanuit Duitsland naar het noordwesten) in 1572. (Bron: Stuntelaar, 2008, Wikimedia Commons)

Even later werd ook Van den Bergh teruggeslagen door koningsgezinde legers, waarna hij weer berooid uitweek naar Duitsland. Wellicht als reactie op zijn betrokkenheid brak Alva in 1572 het kasteel van Boxmeer voor een groot deel af.

 

De Pacificatie van Gent

Van 1572 tot 1576 woonde Van den Bergh met zijn vrouw in Bremen en probeerde hij tevergeefs stadhouder van Friesland te worden. Zijn kasteel in Boxmeer werd ondertussen in 1575 ingenomen door zijn broer Frederik, wat hun erfconflict op de spits dreef.

Met de Pacificatie van Gent in 1576 waren Van den Bergh’s heerlijke rechten weer aan hem hersteld, maar de toestand ervan was dramatisch. Zijn kasteel in Bergh had grote schade geleden en Boxmeer was nog in de toestand waarin Alva het in 1572 had laten brengen. Tot overmaat van ramp hield zijn koningsgezinde broer Boxmeer nog steeds in bezit. Hier joeg Van den Bergh hem in 1577 weer uit, zodat hij weer daadwerkelijk heer van Boxmeer was.

Toch begon Van den Bergh in deze periode te twijfelen aan zijn loyaliteit aan Willem van Oranje, zijn schoonbroer. Door de Spaanse overheid was namelijk ‘bemiddeld’ in het erfconflict en waren Van den Bergh’s heerlijke bezittingen aan Frederik toegekend, al weersprak de politieke werkelijkheid dit vonnis nog. Bovendien werd het stadhouderschap van Gelderland, dat Van den Bergh ambieerde, in 1578 toegekend aan Jan VI van Nassau-Dillenburg (1536-1606), een jongere broer van Willem van Oranje.

Hertogen van Nassau, atelier van Wybrand de Geest, ca. 1630, Rijksmuseum

De vier broers van Willem van Oranje op een schilderij uit het atelier van Wybrand de Geest. Links, zittend, Jan VI van Nassau-Dillenburg. (Bron: 1630, RIjksmuseum)



Stadhouder van Gelderland

Deze gang van zaken maakte Van den Bergh ontvankelijk voor koningsgezinde argumenten. Een Boxmeerse pastoor had zijn heer er al op geattendeerd dat overlopen naar de koningsgezinde kant zijn heerlijkheden ook weer officieel van hem kon maken en het mislopen van het stadhouderschap leek de druppel. Van den Bergh zocht in het geheim contact met Alexander Farnese, hertog van Parma en Spaanse landvoogd van de Nederlanden en liet hem weten wel koninklijk stadhouder van Gelderland te willen worden. Farnese leek hier ontvankelijk voor en bood Van den Bergh aan zijn opnieuw verbeurd verklaarde bezittingen terug te geven (ten koste van broer Frederik) en Van den Bergh te verheffen tot markies.

Toen Jan VI van Nassau-Dillenburg in 1581 een conflict kreeg met zijn broer en opstapte als stadhouder, kwam aan dit plan een einde. De Staten van Gelderland kozen namelijk Van den Bergh als hun nieuwe stadhouder, enigszins tegen de zin van zijn zwager Willem van Oranje. Oranje had de Staten van Gelderland weliswaar een aanbevelingsbrief geschreven voor Van den Bergh, maar erg welluidend was deze niet:

“Mijn zwager, biddende om aanbeveling tot het Stadhouderschap, heeft mij verklaard zijne groote lust en begeerte, tot den dienst der geregtigde zaak des Vaderlands. Ik mogt wenschen dat hij die wat eerder bewezen had. Doch beter spade (laat, red.) dan nimmer."

 

Arrestatie en omslag

Het contact met Farnese zou Van den Bergh nog blijven achtervolgen. Eind 1583 lekten de brieven tussen de twee uit, resulterend in de arrestatie van Van den Bergh en zijn gezin in Arnhem op 5 november. Omdat de arrestatie van de zwager van Willem van Oranje de laatste natuurlijk in de verlegenheid bracht, werd Van den Bergh vier maanden later zonder straf vrijgelaten op de voorwaarde dat hij zich verder buiten het conflict tussen opstandelingen en koningsgezinden zou houden. Ook was hij uit zijn stadhouderschap gezet. De belofte verbrak hij onmiddellijk en met hem sloot zijn hele familie, inclusief acht zoons, zich aan bij de koningsgezinde kant.

 

Dood en nalatenschap

Van den Bergh stierf uiteindelijk kort hierop, in Brussel in 1586. Zoons van hem stierven in koningsgezinde dienst in 1586, 1590, 1592 en 1619. Van den Bergh’s zoon Frederik (1559-1618) was op het moment dat zijn vader overliep in Staatse dienst, maar volgde toch zijn vader.

Een opmerkelijk traject maakte Van den Bergh’s zoon Hendrik (1573-1638) door. Ook hij volgde zijn vader in Spaanse dienst en was bijvoorbeeld betrokken bij een poging ‘s-Hertogenbosch te ontzetten in 1629. Kort hierop sloot hij zich echter aan bij de Republiek. Een negentiende-eeuws biografisch woordenboek schrijft hierover:

“Op deze wijze was het, dat de zoon wederkeerde tot hen, die door den vader verlaten waren.”

Na de dood van Willem van den Bergh nam Maria van Nassau het beheer over van zijn heerlijkheden, waaronder Boxmeer. Zij betrachtte hierbij door een strikte neutraliteit de gebieden voor plunderingen te beschermen.

 

Bronnen

Adriaensen, L., Staatsvormend geweld: overleven aan de frontlinies in de meijerij van Den Bosch, 1572-1629, Tilburg, 2007.

Van der Lem, A., De opstand in de Nederlanden 1568-1648: de tachtigjarige oorlog in woord en beeld, Nijmegen, 2014.

Van der Lem, A., “Willem IV van den Bergh”, zie: https://dutchrevolt.leiden.edu/dutch/personen/B/Pages/bergh%20willem%20iv.aspx (stand op 11-7-2018).

Faber, R., “Willem IV van den Bergh: 1537-1586, rebel en stadhouder”, in: J. Kuys e.a., Biografisch woordenboek Gelderland: bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis, Deel 4, Hilversum, 2004, 32-35.

Van den Brand, R., 750 jaar kasteel Boxmeer: eens brandpunt tussen Brabant en Gelre, Venlo, 1991.

Van der Aa, A., Biographisch woordenboek der Nederlanden: bevattende levensbeschrijvingen van zoodanige personen, die zich op eenigerlei wijze in ons vaderland hebben vermaard gemaakt, Haarlem, 1877.