Behalve om hun lange geschiedenis zijn deze namen ook interessant omdat er iets in doorklinkt van het landschap in de vroege middeleeuwen, dat door de Frankische, dat wil zeggen Germaanse kolonisten in bezit werd genomen.
Zo zijn er de namen die eindigen op –lo, op –le, of op –el, zoals Mierlo, Oploo, Aarle, Oerle, Meijel en Ommel. Die uitgangen zijn alle afgeleid van het Germaanse –lauha, en dat betekent "open plek in het bos".
Heel sprekend is bijvoorbeeld de plaatsnaam Boekel, die verwijst naar een open plek in een beukenbos. Net zoals Berkel – en mogelijk ook Borkel – weer is afgeleid van een berkenbos.
Dat die open plekken in het bos doorgaans niet natuurlijk waren, maar door mensenhanden gemaakt, tonen de plaatsnamen Middelrode, Nistelrode, Sint-Oedenrode en Wanroij, waarin het werkwoord "rooien" doorklinkt.
Ook plaatsnamen die eindigen -sel(e) kennen een Frankische oorsprong. De bekendste zijn de zogenoemde acht zaligheden (’selligheden’): Duizel, Eersel, Hulsel, Knegsel, Netersel, Reusel, Steensel en Wintelre (oorspronkelijk Wintersel). Verder namen die eindigen op -heem of een aangepaste vorm daarvan, zoals Woudrichem en Berchem.
Alledaagse Brabantse plaatsnamen die getuigen van de ontginning waar vroegere generaties twaalfhonderd, dertienhonderd jaar geleden aan begonnen zijn.
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 281.