Wie het erf oprijdt ziet links een reusachtige moderne stal en recht vooruit een schuur die tegen de daarachter liggende boerderij is aangebouwd. Het is op het eerste gezicht niet echt een wonder van bouwkunst, er is in de loop van de tijd ook het een en ander aan vertimmerd en veranderd. Maar het brede pannendak van de schuur dat tot ver naar beneden reikt en ook de ongewone overkraging aan de kopse kant doen vermoeden dat het bouwsel niet van vandaag of gisteren is. Dat was in 2009 ook reden om de boerderij en de schuur nader te onderzoeken voor eventuele plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst.
Het was al langer bekend dat de Armenhoef, ooit de grootste hoeve van Best, een geschiedenis had die terugging tot de middeleeuwen; de vraag was alleen wat daar in de bebouwing nog van over was. Bouwhistoricus Dick Zweers onderkende de hoge ouderdom van de schuur en meende dat hij mogelijk van vóór 1450 dateerde. Maar ook hij zal verrast zijn geweest toen het onderzoek van de jaarringen duidelijk maakte dat de schuur in 1263 moet zijn gebouwd. De Armenhoef was daarmee in één klap de oudste nog bestaande boerderij van Nederland en volgens sommigen zelfs van West-Europa.
De hoeve was aanvankelijk een leengoed van de hertog van Brabant en werd dan ook vermeld in het oudste leenboek van de hertog uit 1312. Heer Amelrijk Booth, zoon van een Oirschotse kanunnik en zelf ook kanunnik, eerst in Geervliet in Zuid-Holland, later in de Bossche Sint-Jan, kocht de hoeve in 1456. In zijn testament uit 1471 bepaalde hij dat er met zijn vermogen een gasthuis moest worden gesticht voor vier oude mannen en vier oude vrouwen. De inwoners konden daar dan hun laatste dagen slijten, in redelijke verzorging. Pas in 1519 werd daartoe een pand aangekocht op de hoek van de Gasthuisstraat en de Oude Grintweg in Oirschot. Tot dat moment diende de hoeve in Aarle als tijdelijk gasthuis.
De naam Armenhoef dateert van die tijd. Het voorbeeld van de Armenhoef laat zien dat boerderijen destijds niet alleen van belang waren om stad en platteland van voedsel te voorzien, maar als beleggingsobject ook een belangrijke rol speelden in de geldeconomie en tevens, zij het dan indirect, in de sociale zorg. Behalve adel, kloosters en andere kerkelijke instellingen hadden ook stedelingen en stedelijke gasthuizen vaak verscheidene hoeven en landerijen in bezit. Bij het bouwhistorisch onderzoek bleek dat het woongedeelte van de boerderij in de kern dateert uit de zeventiende eeuw. Maar het is toch vooral vanwege het uitzonderlijke cultuurhistorisch belang van de schuur met zijn dertiende-eeuwse houtskelet dat de Armenhoef alsnog wordt aangewezen als rijksmonument. Bij hoge uitzondering, want in principe worden aan de rijksmonumentenlijst geen panden van voor 1940 meer toegevoegd.
Bronnen
Van Uytven, R. e.a. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
De Kort, J.W., Zweers, D. en Brinkkemper, O., "Rijke oogst van een armenhoef. Interdisciplinair onderzoek naar de Aarlese Hoeve in Best", in: InBrabant (jrg. 8, nr. 2, 2017), 64-73.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 46.