Het middelpunt van het gehucht is een driehoekig pleintje, met gras begroeid en beplant met eikenbomen. Het wordt omsloten door een handvol prachtige monumentale langgevelboerderijen aan drie wegen, die deels nog onbestraat zijn – inmiddels een zeldzaamheid in Brabant.
De onderwijzer en heemkundige duizendpoot Arjen Kakebeeke (1916-1990), die met groot enthousiasme de historische geografie van de Kempen onderzocht, twijfelde niet aan de authenticiteit van deze situatie. Voor hem was het duidelijk dat gehuchten als Loon teruggingen op een vroegmiddeleeuwse oorsprong en hij muntte voor dergelijke buurtschappen dan ook de term ‘Frankische driehoek’.
Inmiddels heeft archeologisch onderzoek zijn theorie over dergelijke driehoekige nederzettingen onderuit gehaald. Het landschap en de nederzettingen in Noord-Brabant zijn veel dynamischer gebleken dan men lange tijd meende, en veel van zulke gehuchten en dorpen ontstonden pas in de late middeleeuwen, toen boerderijen van de hoge gronden naar de beekdalen werden verplaatst.
Het idee van authenticiteit wordt bij een gehucht als dit ook ingegeven door de vorm van de boerderijen. Langgevelboerderijen zijn voor ons de iconen van de Brabantse zandgronden, onverbrekelijk verbonden met het platteland van de Kempen en de Meierij. Toch is dit type boerderij niet veel ouder dan de achttiende eeuw, toen het zich geleidelijk ontwikkelde vanuit zijn voorganger, het hallehuis. Alleen omdat van die voorgangers vrijwel geen voorbeelden bewaard zijn gebleven, ervaren wij de langgevelboerderij nu als de kenmerkende en oorspronkelijke bebouwing van de Brabantse zandgronden. Niet voor niets staan vijf van de boerderijen van Loon op de rijksmonumentenlijst.
Een langgevelboerderij heeft een eenvoudige maar efficiënte opzet die past bij het karige boerenbestaan in deze streken. Het woonhuis, de stal en de tas, dat wil zeggen de hooischuur en de deel, liggen als opeenvolgende ruimtes onder één langgerekte dwarskap. Ze zijn onderling gescheiden door muren, al loopt er een smalle gang tussen het woonhuis en de deel, die het mogelijk maakt om ook binnendoor in de stal te komen.
De buitendeuren zijn allemaal in de lange gevel geplaatst. Die van de deel zijn het hoogst, omdat daar de hooiwagens naar binnen reden. Vaak is het juist die toegang die eigentijdse ‘burgerbewoning’ verraadt, wanneer de deuren voor altijd zijn opengezet en in de opening grote ruiten te zien zijn. In het ‘authentieke’ Loon is dat beeld niet te zien.
Bronnen
Kakebeeke, A. en Mandos, H., De acht zaligheden. Oude kern van de Kempen, Eindhoven, 1971.
Van Laarhoven, J. (red.), Dorpen in Brabant, ‘s-Hertogenbosch, 1978.
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 158.