Dit ‘keteltje’ was een zilveren bekken dat hij schonk aan de stad omdat zijn dochter Anna daar was geboren. Het voorwerp was niet alleen kostbaar maar getuigde ook van zijn militaire kwaliteiten. Hij had het namelijk buitgemaakt toen hij in opdracht van keizer Karel V (1500-1558) de stad Tunis had ingenomen. Of zoals het op het bekken staat gegraveerd:
"Dit kleynoet is by Maximiliaen ionckgreef tot Bueren van der ongelovige in aphrica gewonen en opte 28 desemb. a 1536 der stat graef gegonen"
Maar ook eerder was het al oorlogsbuit. Oorspronkelijk hing het in een kerk bij Napels, waar het diende als wasbekken. Bij een inval in 1534 was het daar geroofd door soldaten van de Ottomaanse admiraal Chaireddin (Khair ad-Din) Barbarossa (ca. 1475-1546). Zij namen vervolgens ook Tunis in, maar werden al spoedig weer verdreven door de expeditie die Karel V had verordonneerd. Tunis was immers een strategische positie halverwege de Middellandse Zee.
Hierbij maakte Maximiliaan dus het bekken buit. Met de overdracht aan Grave waren de omzwervingen van het bekken echter nog niet ten einde. In 1879, zowat 350 jaar na Maximiliaans genereuze gebaar, verkocht het Graafse gemeentebestuur het aan een antiquair. In 1893 werd het verworven door het Rijksmuseum, waar het te boek staat als ‘het keteltje van Maximiliaan van Buren’.
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 93.