Eeuwen achtereen was de Peel een armoedig gebied geweest. De vervening die in de negentiende eeuw op gang kwam, bracht een zekere welvaart en daarmee ook vooruitgang en ontwikkeling, maar Peelwerkers en keuterboeren merkten daar nog weinig van. De huisarts Hendrik Wiegersma (1891-1969), geboren in Lith, vestigde zich in 1917 in Deurne. Een zelfbewuste en eigenzinnige man, wars van conventies en autoriteit.
De Helmondse architect Cor Roffelsen (1889-1958) ontwierp voor hem en zijn gezin in 1922 een landhuis met praktijkruimte en apotheek, De Wieger genaamd. Het was een ruim en indrukwekkend huis, maar met zijn neorenaissancistische stijl toch ook erg traditionalistisch. Opmerkelijk eigenlijk, want op artistiek gebied had Wiegersma juist uitgesproken moderne opvattingen, zoals spoedig zou blijken.
Omstreeks 1923 werd Wiegersma bij een ziek kind geroepen. Het ging om de zoon van Otto van Rees (1884-1957), kunstenaar uit de internationale avant-garde, die tijdelijk op het Klein Kasteel van Deurne woonde. Van Rees had jaren in Parijs gewerkt en stond er in contact met Pablo Picasso (1881-1973), George Braque (1882-1963) en Kees van Dongen (1877-1968). In Zwitserland was hij samen met Hans Arp (1886-1966) betrokken bij de ontwikkeling van de Dada-beweging. De kennismaking met Van Rees en diens kunstenaarsvrienden Moissey Kogan (1879-1943) en Ossip Zadkine (1890-1967) vormde een keerpunt in het leven van Wiegersma. Hij nam het besluit te gaan schilderen en deed dat – naast zijn huisartsenpraktijk – met onvoorstelbare overgave. Als een bezetene schilderde hij en wat hem niet beviel, vernietigde hij weer.
Nog geen vier jaar na het begin van zijn carrière had hij al zijn eerste grote solotentoonstelling: 28 schilderijen en zestien tekeningen in het Stedelijk Museum van Amsterdam. Vele exposities zouden nog volgen. Wiegersma werd tot de vooraanstaande expressionisten van Nederland gerekend en ook in het buitenland ondervond hij waardering, zoals onder meer bleek uit zijn herhaalde deelname aan de Biënnales van Venetië en São Paulo.
Zijn huis De Wieger op het Brabantse platteland groeide uit tot een ontmoetingsplaats van zijn ook internationale vriendenkring: schilders en beeldhouwers, schrijvers en dichters. Een kunstenaarskolonie, die zijn zoon Pieter zich herinnerde als "uitbundig, gewaagd, vol plannen en ideeën, vernieuwend en glazen-huizen-verwoestend". De Wieger werd door collega’s gedecoreerd met muurschilderingen, tegeltableaus en glas-in-loodramen. In 1929 breidde Wiegersma het huis uit met een ateliergebouw. Overal hing en stond kunst, van de medicus-pictor zelf en van zijn vrienden Van Rees, Zadkine, Kogan, Piet (1885-1963) en Matthieu Wiegman (1886-1971), James Ensor (1860-1949), Constant Permeke (1886-1952) en Joep Nicolas (1897-1972). Hoe groot het huis ook was, het kende weinig lege plekken.
Wiegersma overleed in 1969. Zijn vrouw Nel, vele malen door hem geportretteerd, was hem in 1962 voorgegaan. Ze liggen beiden met enkele van hun familieleden begraven op het particuliere kerkhof dat hij in 1942 had laten aanleggen in het nabijgelegen Vlierden. Het huis De Wieger werd in 1972 aangekocht door de gemeente Deurne en ingericht als museum. Huis en tuin zijn nadien voorgoed in het collectieve geheugen verankerd met de woorden van zoon Friso Wiegersma (1925-2005), die op een melodie van Jean Ferrat (1930-2010) werden vertolkt door Friso’s levenspartner Wim Sonneveld (1917-1974):
"En langs het tuinpad van mijn vader zag ik de hoge bomen staan. Ik was een kind, hoe kon ik weten dat dit voorgoed voorbij zou gaan?"
Bronnen
Hoogbergen, T. en Thelen, T. (red.), Hendrik Wiegersma 1891-1969, medicus-pictor, Tilburg, 1997.
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 226.