In rechtszaken waren Brabanders gewoon om als een vonnis van de rechtbank in Breda, Bergen op Zoom, Den Bosch of Cuijk niet beviel in hoger beroep te gaan bij de Soevereine Raad van Brabant in Brussel. Vanuit de opstandige gebieden – eerst Bergen op Zoom, vervolgens ook Breda – kon men daar echter niet meer terecht. Het Brusselse gezag werd er immers niet meer erkend.
In 1591 namen de Staten-Generaal daarom het besluit om voor de Brabantse gebieden onder gezag van de Republiek een Staatse Raad van Brabant in het leven te roepen. Dat deze niet in Brabant zetelde, maar in Den Haag, tekende de nieuwe verhoudingen en het verlies aan soevereiniteit, als een voorbode van wat na 1648 komen ging. Het archief van de Raad van Brabant is te raadplegen bij het Brabants Historisch Informatie Centrum.
Bronnen
Kolman, C. e.a., Noord-Brabant, Zeist, 1997.
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 123.