Jeugd
De Nève groeide op in Tilburg waar zijn vader een kleine textielfabriek bezat. Hij kreeg zijn schoolopleiding niet alleen in Tilburg maar ook in Oudenbosch, Nijmegen en Kerkrade, aan het instituut Rolduc. Na zijn schooltijd verbleef hij korte tijd in Purmerend, Helmond en Rotterdam. In deze laatste plaats woonde hij in bij de bekende fotograaf Henri Berssenbrugge die eerder in Tilburg een fotoatelier bezat.
In 1910 trouwde De Nève met Maria Staudenmaijer uit Rotterdam, een huwelijk dat twee jaar later weer ontbonden werd. Zijn onstuimige dadendrang bracht hem naar Parijs, waar hij aanvankelijk zijn brood verdiende met het zingen van Franse chansons. Zijn vaardigheid in het spreken van vreemde talen zal er wel niet vreemd aan geweest zijn dat hij journalist werd bij de Europese editie van de New York Herald Tribune. In 1913 trouwde hij met Marie Léonie Pollart uit Parijs, maar ook dit huwelijk liep al gauw op een teleurstelling uit.
In den vreemde
Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog nam hij, met vele andere buitenlanders, dienst in het Vreemdelingenlegioen, maar werd al na een maand afgekeurd. Intussen was hij echter wel zijn Nederlandse staatsburgerschap kwijtgeraakt. Francofiel als hij was, kwam hij vervolgens in dienst bij het zogenaamde deuxième bureau, de Franse inlichtingendienst.
Tijdens een van zijn 'dienstreizen' leerde hij in 1917 in Londen Ella Gwendolin Rees Williams kennen, dochter van een arts uit Dominica. Zij had in Engeland een toneelopleiding willen volgen, maar was volkomen vastgelopen. Hij trouwde met haar in 1919 in Den Haag, waarna zij zich in Parijs vestigden. Geen van beide kon toen vermoeden dat Ella later een wereldberoemd schrijfster zou worden onder het pseudoniem Jean Rhys.
Na een tijd vol tegenslagen werd De Nève in 1920 secretaris van de Japanse delegatie van de Interallied Commission in het voormalige Oostenrijk-Hongarije. In Wenen en Boedapest hadden De Nève en Jean Rhys enkele onbezorgde jaren. Manipulaties met de snel wisselende valutakoersen leidden er echter toe dat zij het land hals over kop moesten verlaten. Na een lange tocht door verschillende Europese landen kwamen zij tenslotte in België waar in 1922 hun dochter Maryvonne geboren werd.
Terug in Parijs werd De Nève wegens een financieel vergrijp gearresteerd en veroordeeld tot een half jaar gevangenisstraf. Het was in deze tijd dat Ella (Jean Rhys) haar schrijversloopbaan begon. In haar poging om geld te verdienen werd haar talent ontdekt door de in Parijs wonende Engelse schrijver Ford Madox Ford, met wie zij een verhouding kreeg. Na De Nèves vrijlating in 1925 probeerde hij tevergeefs -niet het minst door zijn grote jaloezie- haar weer voor zich te winnen. Als statenloze werd hij het land uitgezet, maar hij slaagde er enkele malen in illegaal weer naar Parijs te komen. De tragiek van deze gebeurtenissen werd door alle betrokkenen, ook door Ford Madox Ford en zijn vaste vriendin met wie hij samenwoonde, literair beschreven in hun boeken. Het eerst deed dit Jean Rhys in haar roman Postures (later getiteld Quartet) uit 1927.
Schrijversloopbaan
De Nève, vermoedelijk hierdoor gestimuleerd, beschreef zijn verblijf in de gevangenis en de gebeurtenissen daarna in 1933 in zijn eerste boek, getiteld In de Strik. Het verscheen ongeveer tegelijkertijd in vertaling in Engeland en Frankrijk. Nog in 1991 werden deze boeken gebruikt voor een toneelstuk over deze 'vierhoeksverhouding', getiteld Quadricolore van het gezelschap Bonheur dat in verschillende plaatsen in Nederland opgevoerd werd.
De verschijning van De Nèves boek betekende een keerpunt in zijn leven. Door de gunstige recensies kreeg hij naam als schrijver. In de dertiger jaren schreef hij nog drie andere boeken: Kerels, dat zijn verblijf in en zijn directoraat van een tehuis voor daklozen in Den Haag tot onderwerp heeft; Muziek Vooraf, over de belevenissen van een Franse soldaat in de Eerste Wereldoorlog en Schuwe Vogels waarin onder andere De Nèves verblijf in een pension in Amsterdam is verwerkt.
In 1934 schreef hij samen met Henriëtte van Eijk, met wie hij bevriend geraakt was, de verhalenbundel Aan den Loopenden Band. Hij trouwde met haar in 1936 in Londen, waar hij correspondent was geworden voor Het Volk. Na een conflict met de leiding van dit socialistische blad werd hij nog hetzelfde jaar reizend correspondent voor de Daily Herald met standplaats Amsterdam. Van zijn andere journalistieke bezigheden kunnen genoemd worden zijn bijdragen aan De Groene Amsterdammer en Het Leven en last but not least zijn redacteurschap van De Kroniek van Hedendaagse Kunst en Kultuur.
Strijd tegen het fascisme
De Nève, voor wie vrijheid een levensnoodzaak was, keerde zich fel tegen het opkomende fascisme in Europa. Zo ijverde hij in woord en geschrift voor het toekennen van de Nobelprijs voor de Vrede aan de door de nazi's opgesloten antimilitarist Carl von Ossietzky. Deze kreeg inderdaad de prijs maar moest in het concentratiekamp blijven, waar hij niet lang daarna aan uitputting bezweek.
De Nève schreef ook reportages en brochures ten behoeve van het republikeinse Spanje tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Het is dan ook niet te verwonderen dat hij onmiddellijk na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in het verzet ging. Hij redde het illegale Vrij Nederland toen de redactie vrijwel geheel gearresteerd was, organiseerde de vlucht van een watervliegtuig naar Engeland en bracht dertien gestrande Engelse piloten terug naar hun land.
Bij een van die tochten raakte hij eind 1941 door verraad in Duitse gevangenschap. De gruwelijke tijd die hij toen beleefde in een zogenaamd Bewahrhaus voor ter beschikking gestelden en later in het concentratiekamp Sachsenhausen beschreef hij na de oorlog in zijn boek Glorieuzen, door prof. L. de Jong verschillende malen geciteerd in zijn geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog.
Ook protesteerde hij onder andere in een brochure fel tegen het uitblijven van voedselpakketten van de Nederlandse regering in Londen ten behoeve van de Nederlandse gevangenen in de concentratiekampen. Gevangenen van andere nationaliteiten kregen die wel van hun regeringen.
Een laatste huwelijk
Zijn huwelijk met Henriëtte van Eijk was inmiddels gestrand. In 1946 volgde de echtscheiding. In dat jaar werd hij waarnemend hoofd van de Repatriëringsmissie in Polen in de rang van majoor. Daar leerde hij gravin J.E. Korwin Kossakowska kennen, een gescheiden vrouw met één zoon, met wie hij in 1947 in Warschau in het huwelijk trad. Terug in Nederland schreef hij over deze tijd het boek Poolse nachten.
Omdat er in Amsterdam geen huisvesting te krijgen was, woonde hij met zijn vrouw en haar zoon vijf jaar bij kennissen op een buitenhuis in Princenhage. Daar schreef hij zijn laatste boek Bij ons op den Heuvel, dat gebaseerd was op de ervaringen in zijn jeugdjaren in Tilburg, in het boek Wolstad genoemd. Zijn boeken zijn alle zeer autobiografisch. Ze bevatten allerlei authentieke gegevens, zoals in Bij ons op den Heuvel de namen van Tilburgse straten als Nieuwlandstraat en Spoorlaan - hij woonde daar op nr. 378 - en het sterfjaar van zijn vader. Op de stofomslag prijkt de St. Jozefkerk. Het boek tekent de sfeer in Tilburg omstreeks de eeuwwisseling. Het is begrijpelijk dat De Nève, die zich ontpopte als een bohémien, het in het burgerlijke, sterk door de geestelijkheid gedomineerde Tilburg van die tijd niet uit kon houden. Na zijn vertrek uit deze stad is hij er voorzover bekend nooit meer teruggekeerd.
In 1953 kon hij een woning in Amsterdam krijgen, iets waarnaar hij erg verlangd had. Zijn laatste jaren leed hij heftige pijnen ten gevolge van een chronische ziekte die zijn krachten langzaam sloopte. Tot zijn dood in 1961 werd hij door zijn vrouw liefderijk verzorgd.
Bronnen
Angier, C., Jean Rhys: life and work, Londen, 1990.
Kappers-den Hollander, M., "Jean Rhys and the Dutch Connection", in: Maatstaf (Jrg. 4, 1982).
Van der Wilk, E., Ed. de Nève, schrijver, journalist en verzetsman 1889-1961, Tilburg, 1989.
Van Eijk, H., Dierbare Wereld, Amsterdam, 1973.
Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 1, Amsterdam/Meppel, 1992.