Ars Longa Vita Brevis
De carrière van August de Laat begon bij toneelvereniging Ars Longa Vita Brevis ("Kunst duurt lang maar het leven is kort"), waar hij zich als zestienjarige aanmeldde. Algauw promoveerde hij tot hoofdrolspeler en regisseur, in welke hoedanigheid hij lokaal grote faam verwierf: in 1905 trokken voorstellingen van August en de zijnen reeds 1800 toeschouwers. In 1906 behaalde Ars Longa bij een toneelconcours te Hengelo de derde prijs. Dit werd in Tilburg drie dagen gevierd, compleet met triomftochten in open landauers.
Humoristenloopbaan
De naamsbekendheid die hij als toneelspeler had opgebouwd, benutte August om een humoristenloopbaan van de grond te krijgen. Na enkele proefoptredens bij de mede door hemzelf opgerichte toneelvereniging L'art après le travail won August zijn eerste talentenjachten, onder meer in Rotterdam en Oosterhout.
Als meervoudig bekroond komiek rolde de jonge Gust geleidelijk het beroepscircuit in. Hij besefte dat eendracht macht maakt en daarom trad hij vaak op met andere bekroonde komieken, zoals stadsgenoot Frans Nanninck en Utrechter Johan Grapendaal, die onder meer bekend was van de destijds zonder scrupules ontvangen voordracht Onbeschaafde negers.
In 1909 begon Gust een duo met Adriaan van Ierland (1872-1942). Van Ierland, afkomstig uit Oisterwijk en sinds 1897 wonend in Tilburg, was destijds een zeer populaire komiek in Brabant. Hij won, net als August de Laat, regelmatig voordrachtsconcoursen en kreeg dikwijls lovende recensies. De Laat en Van Ierland kenden elkaar waarschijnlijk van Ars Longa, waar Van Ierland soms als gastacteur meespeelde. Toen de twee humoristen in Valkenburg een landelijk "duettistenconcours" wonnen, kwam hun beider carrière in een stroomversnelling.
Blijkens berichten uit de Tilburgsche Courant (TC) over optredens in Hotel De Twee Steden in Den Haag en weergaven van complete tourneelijsten, traden ze algauw buiten de provincie op. Ook werd vol trots melding gemaakt van een optreden in concertzaal De Gouden Ster te Antwerpen ("Wel een bewijs, dat hun werk ook in het buitenland gewaardeerd wordt."). Op 15 juni 1910 maakten ze volgens de TC een tiental plaatopnamen te Amsterdam. De Laat en Van Ierland leken definitief door te breken, maar Van Ierland verhuisde in september 1911 met zijn gezin naar Rotterdam om er zich te vestigen als schoenmaker. Hiermee ging hij voor het artiestenvak verloren.
In 1913 vestigde August zich ook in Rotterdam, maar dan als beroepshumorist. De TC deed geregeld verslag van optredens in Rotterdamse variététempels als Flora ("alwaar hij een buitengewoon succes inoogst") en Mille Colonnes ("waar hij eveneens over den bijval niet te klagen had"). Daarnaast maakte hij vanaf 1911 ook vele plaatopnamen voor verschillende maatschappijen. Met zijn krachtige stemgeluid en duidelijke dictie was August namelijk zeer geschikt voor een destijds nog primitief medium als de grammofoon. Toen tijdens de Eerste Wereldoorlog de vraag naar komieken afnam, keerde August in 1915 terug naar Tilburg, waar hij als explicateur in De Witte Bioscope commentaar gaf bij films als De gehuurde man en Pierre de mismaakte.
Een succesvol interbellum
Aan het eind van de oorlog pakte August de draad weer op. Als exponent van het "beschaafde" amusement vond hij een gat in de markt, omdat het publiek uitgekeken was op de dubbelzinnigheden van humoristen als Maurice Dumas en Maupie Staal ("Op m'n fluitje van drie centen toon ik grote fluittalenten (…) Kolossaal is de fluit van Maupie Staal"). Bij deze "doorstart" deed August opnieuw een beroep op Van Ierland, die tot in de jaren dertig een betrouwbare invalkracht zou blijven.
Een vaste toneelpartner vond August vanaf 1920 in zijn jongste broer Ko (1895-1937). Ook andere familieleden werden ingeschakeld. Zo debuteerde zoon André (1909-1989) in 1921 als pianist in het ensemble van De Laat. André zou zich echter vrij snel losmaken van zijn vader om een internationale carrière in de amusementsmuziek tegemoet te gaan. Vanaf 1927 werd André regelmatig vervangen door zijn zuster Caroline (1910-1996) die hem uiteindelijk definitief opvolgde.
In de jaren twintig en dertig verzorgde August geregeld radio-optredens, met name voor de KRO en voor de Vlaamse radio. Hij ontving naar aanleiding van deze uitzendingen zelfs brieven uit Londen waarin zijn stemgeluid geroemd werd. Ook verwierf August veel aanhang in Indonesië vanwege een optreden voor de Phohi, die uitzendingen voor de toenmalige Nederlandse kolonie verzorgde.
In 1928 stuntte de Tilburgse audiozaak Van Boxtel door een radio-optreden van August en Ko de Laat ten gehore te brengen met een "Telefunken Demonstratie Luidspreker". De demonstratie werd massaal bezocht. In zijn eigen platenzaak (gestart in 1917, sinds 1924 gevestigd aan de Korvelseweg 123) verzorgde August drukbezochte demonstraties van destijds uiterst revolutionaire geluidsapparatuur als de Makrophoon en de 100 Watt-concertmachine. Bovenal was deze platenzaak natuurlijk een verkooppunt voor zijn eigen platen. Met name levensliederen als Het bedelmeisje en Vader's brief uit het oude mannen-huis waren veelgevraagd. Het Brabants Volkslied ging eveneens grif over de toonbank. Ook in België was veel animo voor platen van De Laat; vooral bewoners van de grensstreek deden vaak zijn winkel aan.
In 1936 vierde August in een uitverkochte Stadsschouwburg zijn 25-jarig jubileum als beroepshumorist. Ter gelegenheid hiervan trad August op voor het Polygoon Bioscoopjournaal. In het huldigingscomité zaten vermaarde collega's als Louis Davids, J.H. Speenhoff, Lou Bandy en Kees Pruis. Er zouden nog drie huldigingsavonden volgen in Tilburg, Goirle en Kaatsheuvel.
Het succes leek niet op te kunnen voor August de Laat, die inmiddels op zijn platen begeleid werd door het fameuze dansorkest The Ramblers. Voor oranjegezinde platen als Juliaantje is de bruid en Wat ik zooal droomde (ter gelegenheid van het huwelijk van Prinses Juliana en Prins Bernhard) ontving hij dankbetuigingen van het koninklijk huis. Nadat zijn broer Ko midden jaren dertig om gezondheidsredenen uit het artiestenvak ging - hij zou in 1937 overlijden - kreeg de Haarlemse comédienne Coby de Munnik een centrale rol binnen dit ensemble.
Merkwaardigerwijs trok De Laat in Midden-Brabant dikwijls meer publiek dan zangers als Willy Derby en Kees Pruis, die landelijk veel meer bekendheid genoten. Derby had in 1936 zelfs een pijnlijke ervaring toen zijn nieuwste nummers op de Tilburgse Middenstandstentoonstelling zeer lauw ontvangen werden omdat men deze liederen allang in de versie van August de Laat bleek te kennen. Ook Bob Scholte, eveneens een zeer populair zanger uit die tijd, ondervond hinder van De Laat, die collega's vaak te snel af was met het uitbrengen van nieuw repertoire en bovendien lichtelijk "onder de prijs doorging" door zijn platen voor een gulden te verkopen in plaats van de gebruikelijke ƒ 1,60.
Laat ons samen vroolijk zijn
De Tweede Wereldoorlog zou, net als de eerste, De Laats carrière ernstig doorkruisen. In 1941 maakte August nog enkele platen met het orkest van Joop de Leur, waaronder Laat ons samen vroolijk zijn, waarin het oorlogsleed werd gerelativeerd ("Laat ons allemaal nu weer eens vroolijk wezen/ Want dan is het leven o zoo fijn/ Ja, dan is het leven mooier dan 't verleden/ Dan pas is de wereld vol van zonneschijn"). Het zouden de laatste van de in totaal ca. 350 nummers zijn, die hij heeft opgenomen.
In de oorlogsjaren keerde August terug in zijn oude métier van toneelspeler. Als leider van De Zuid-Nederlandsche Kluchtspelers oogstte hij succes met kluchten als Joost Uilenspiegel en De oppasser van den ritmeester. Ook verzorgde hij veel benefietvoorstellingen. In 1942 wist August met een dertigjarig jubileum (zes jaar dus na het 25-jarig jubileum) de Tilburgse schouwburg nog redelijk vol te krijgen, maar na de bevrijding ging het definitief bergafwaarts met zijn carrière.
Zijn repertoire bleek hopeloos verouderd en tot het opbouwen van nieuw repertoire kon hij zich kennelijk niet meer zetten. Uit nood trad August ook op als illusionist en verzorgde hij kindervoorstellingen met Coby de Munnik als Oom Guus en Tante Coby. Tot op hoge leeftijd bleef hij het podium opzoeken; zo vierde hij in 1957 zijn veertigjarig jubileum - alweer op grond van een telling die niet klopte.
Zijn laatste triomf was een veelbeluisterde special voor de VARA-radio in 1960. De inmiddels 77-jarige zanger liet blijken dat zijn stemgeluid nog niets aan kracht had ingeboet. Het was een waardige afsluiting van zijn carrière, al kwam die afsluiting wel iets te laat. Dat hij nooit echt afstand van het vak heeft kunnen nemen bleek uit de wijze waarop August de Laat de laatste jaren van zijn leven televisie keek: als er eens een registratie van een theatervoorstelling werd uitgezonden zat hij steeds naast het toestel in plaats van ervoor. Zo voelde hij zich meer betrokken bij de artiest en diens voorstelling; hij wilde geen toeschouwer zijn.
Bronnen
Gemeentearchief Tilburg en Gemeentearchief Rotterdam: Gezinskaarten, bevolkingsregisters en overlijdensregisters.
Privé-archieven Familie van der Aa en Familie De Kort.
Tilburgsche Courant, Nieuwsblad van het Zuiden en Nieuwe Tilburgsche Courant 1900-1966.
'Het conflict: August de Laat-Willy Derby', in: Tilburgsche Post, 12 augustus 1936.
Privé-archieven Familie van der Aa en Familie De Kort.
Radio-uitzending Grote namen van toen (jaar van uitzending onbekend).
Radio-uitzending Applaus van gisteren. Herdenkingsprogramma door Pierre van Ostade (onder pseudoniem Gaston Huysmans) voor Radio Veronica, 1966.
Biografie Bob Scholte door Ben Poelman, uitg. De Weergever, vereniging van verzamelaars van 78-toeren platen, oude weergave- en opname-apparatuur, 1992.
Dit artikel verscheen eerder in: J. Brouwers e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noord-Brabanders. Deel 6, 's-Hertogenbosch, 2003.