Arjen werd in Rotterdam geboren, omdat zijn vader daar enkele jaren tevoren onderwijzer was geworden. Hij stamde echter uit een oud Zeeuws geslacht en daar was hij trots op. Nadat hij in 1933 aan de Van 't Hoff-H.B.S zijn diploma B had behaald, studeerde hij verder aan de Landbouwhogeschool in Wageningen en de Economische Hogeschool in Rotterdam, maar hij maakte deze vervolgopleidingen niet af. Ten slotte trad hij als tweede medewerker in dienst bij boekhandel De Violier in Den Haag. Door de vriendschappelijke relatie van zijn werkgever met de eigenaar van boekhandel M.F. van Piere in Eindhoven kreeg hij hier in 1947 een betrekking als eerste medewerker.
Kennismaking met de heemkunde
Op uitnodiging van zijn nieuwe werkgever nam hij enkele maanden later deel aan een excursie van de Heemkundige Studiekring Kempenland. Dat beviel hem zo goed, dat hij zich liet inschrijven als kringlid. Tijdens de excursie had Arjen kennis gemaakt met het echtpaar Mandos-van de Pol, dat naast boekhandel Van Piere woonde. Drs. Hein Mandos was medeoprichter en bestuurslid van de Heemkundekring. In het najaar van 1947 zou Mandos ook bestuurslid worden van de Stichting Brabants Heem en zich spoedig daarna met anderen gaan inzetten voor de oprichting van het gelijknamige tijdschrift.
Ongetwijfeld zijn de vroege contacten met Hein Mandos sterk bepalend geweest voor Arjens latere heemkundige activiteiten. Zo was hij al vanaf de start (1949) een van de meest vruchtbare medewerkers van het tijdschrift Brabants Heem. Toen de gelijknamige stichting in 1950 het eerste deel publiceerde van de reeks Bijdragen tot de Studie van het Brabantse Heem, maakte Arjen deel uit van de redactie. Begin 1951 werd hij ook in de redactie van het tijdschrift Brabants Heem opgenomen en vanaf 1954 woonde hij als zodanig de bestuursvergaderingen van de gelijknamige stichting bij. Pas in 1962 zou hij officieel bestuurslid worden, maar ongetwijfeld is zijn invloed daarvoor niet minder geweest.
Onderwijzer en geoloog
Hij leerde zijn vrouw kennen tijdens een van de werkkampen van Brabants Heem. Omdat zijn salaris na zijn huwelijk een te smalle financiële basis bood voor zijn gezin, ging hij schriftelijk een onderwijzersopleiding volgen. Nadat hij die in 1956 met succes had afgesloten, kreeg hij direct een aanstelling in Eersel. Toen daar een jaar later de rooms-katholieke hbs voor de Kempen, het latere Rythoviuscollege, werd geopend, ging Arjen er de aardrijkskundelessen verzorgen. Het onderwijsvak bleek hem uitstekend te liggen. In verband met zijn nieuwe taak ging hij aan het Nutsseminarium in Amsterdam een MO-opleiding geografie volgen.
Intussen bleef Arjen veel energie steken in zijn studie van het regionale verleden. Zijn belangstelling ging in het bijzonder uit naar de geologie en de pre- en protohistorie. Zijn archeologische belangstelling bleek al in 1951, toen hij samen met Herman Strijbos waarnemingen deed bij de blootliggende funderingen van de middeleeuwse stadskerk van Eindhoven en enkele jaren later bij de opgraving van een middeleeuws, houten wegdek in de Eindhovense stadskern. In 1965 nam hij samen met Hein Mandos van mgr. dr. G. Bannenberg de organisatie over van de archeologische studiedagen in Boxtel. Deze taak zou hij tot 1976 vervullen.
Eigen historische zienswijze
Al in 1950 had Arjen een uitvoerige beschouwing gewijd aan problemen rond de vroegste geschiedenis van Eindhoven. Geïnspireerd door binnen- en buitenlandse literatuur ontwikkelde hij later een geheel eigen zienswijze op de geschiedenis van de vroege middeleeuwen en het ontstaan van de dorpen. Zo werd hij de grondlegger van de historische geografie van de Kempen. In 1971 zette hij zijn ideeën uitvoerig uiteen in het boek De acht zaligheden. Zijn theorieën zouden later archeologen van vooral de Amsterdamse universiteiten inspireren tot het opgraven van middeleeuwse nederzettingen.
Zijn geografiestudie had zo onder zijn nevenactiviteiten te lijden, dat hij er niet in slaagde die met succes af te ronden. Zonder wettelijke bevoegdheid had hij echter in het onderwijs geen toekomst. Toen hij in 1969 een functie kon krijgen als tweede man op het gemeentearchief in Eindhoven, greep hij die kans daarom met beide handen aan. Ook in zijn nieuwe taak toonde hij zich veelzijdig, doortastend en bezield met een groot idealisme. Onbegrijpelijk vond hij het, als anderen er blijk van gaven een andere visie te hebben. Hij kon zijn mening dan met zoveel vuur verdedigen, dat hij wel eens wat heetgebakerd kon overkomen. Maar omdat hij altijd opkwam voor de goede zaak en nooit voor zijn eigen belangen, wist hij toch veel te bereiken.
Heemkundecursussen
Zijn onderwijservaring bleef hem goed van pas komen. In 1970 kondigde de heemkundekring De Acht Zaligheden aan, dat hij Arjen bereid had gevonden een cursus van zes avonden te geven over de prehistorie en geschiedenis van de Kempen. Tot verbijstering van het bestuur meldden zich tweehonderd belangstellenden. De cursisten werden in vier groepen verdeeld, waarna Arjen van eind januari tot eind april in totaal 24 avonden les gaf.
Bij de cursus maakte hij gebruik van een syllabus, die hij daarna nog jarenlang gebruikte voor de cursussen heemkunde op de Eindhovense onderwijzersopleidingen. Geografie en geschiedenis waren in zijn lessen geïntegreerd: omgevingsonderwijs op zijn best. Na afloop van een cyclus trok hij met de studenten in een bus de Kempen in voor het aanschouwelijk onderwijs: de dorpspleintjes, de grafheuvels, de langgevelboerderijen, de bolle akkers, de beekdalen enzovoort.
Zijn lessen hadden het effect van een olievlek. De enthousiast geworden studenten verbreidden als kwekelingen de opgedane kennis direct op de lagere scholen. Zij vonden daarbij extra steun in een boekje dat Arjen ten behoeve van het basisonderwijs over de geschiedenis van Eindhoven en omgeving had geschreven. De studenten konden dat in de benodigde aantallen gratis op het archief afhalen en onder hun leerlingen uitdelen. Op het archief konden de studenten desgewenst ook dia's lenen en een zak met artefacten, zoals een stenen bijltje, stenen pijlpunten en scherven aardewerk.
Grote bekendheid
Ook bij de regionale cursussen van de IVN-afdelingen was Arjen een geliefd docent. Voor veel leden was hij een gewaardeerde raadgever. Hij steunde hen bij hun strijd tegen de ruilverkavelingen en het rechttrekken van beeklopen en voor het behoud van het landschap. Hij was er toen al vast van overtuigd, dat de 'denormalisatie' van de beken, zoals hij dat noemde, een grote fout was en ooit weer zou worden teruggedraaid.
Zelden deed men tevergeefs een beroep op hem. Naast zijn lezingen waren zijn excursies door de Kempen befaamd. Iedere groep die er belangstelling voor had kon bij hem terecht. Hij maakte steeds veel werk van deze rondritten en tekende, knipte en plakte steeds voor elke groep een eigen gidsje. Het meest massaal was de excursie voor 600 deelnemers aan een congres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in 1977.
Op het Eindhovens archief
Zowel gemeentearchivaris Toon van Agt als Arjen keken bij het archiefwerk graag over de Eindhovense grenzen heen. Zo maakten zij samen deel uit van het Belgisch-Nederlandse bestuur van het Centrum voor de Studie van Land en Volk van de Kempen. De praktische organisatie van heel wat congressen vond daardoor op het Eindhovense archief plaats. Nadat Arjen in 1977 nog de taak van redactiesecretaris van Brabants Heem op zijn schouders had genomen, werd op het archief ook de laatste hand gelegd aan de samenstelling van het blad en andere uitgaven van de Stichting.
Daarnaast besteedde Arjen er een deel van zijn tijd aan ander werk, zoals voor de Boerderijcommissie (1968), de Werkgroep Het Kleine Monument (1975) en de Commissie Toponymie (1976), die op of mede op zijn initiatief tot stand waren gekomen. Zolang Brabants Heem daar een sectie van vormde, maakte hij ook deel uit van het algemeen bestuur van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en in de jaren zeventig van het dagelijks bestuur. Verder was hij lid van de Archeologische Commissie van het Genootschap (1954-1976) en was hij tussen 1970 en 1980 nog vice-voorzitter van Brabants Heem.
Eindhovense geschiedenis
Eindhoven dankt veel aan Arjen. Na zijn komst bij het archief werd hij al snel bestuurslid van Museum Kempenland. Dankzij hem kreeg de gemeente Eindhoven ook een monumentencommissie en een gemeentelijke monumentenlijst. Niet steeds leidden zijn inspanningen tot een positief resultaat. Zo deed hij in 1978 vruchteloze pogingen om in Eindhoven een stadsarcheoloog te laten aanstellen.
Zijn belangrijkste Eindhovense wapenfeit dateert uit 1976. Na een eerder mislukte poging om te komen tot een verantwoorde geschiedschrijving van Eindhoven, wist Arjen het gemeentebestuur hier opnieuw warm voor te krijgen. In het genoemde jaar ging het project van start, dat zes jaar zou duren. Tragisch was dat Arjen spoedig daarna ging sukkelen met zijn gezondheid en niet meer in staat bleek op een zodanige wijze leiding te geven aan de ondersteunende activiteiten op het archief als hij zich had voorgenomen.
Pensioen en waardering
In 1980 staakte Arjen zijn activiteiten als bestuurder en redactielid van Brabants Heem. Een jaar later ging hij met pensioen. Voor zover zijn gezondheid dat toeliet, bleef hij daarna toch nog actief, met name met zijn werk voor een heruitgave van het Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandse plaatsnamen van J. de Vries, die overigens nooit gerealiseerd is. Arjen Kakebeeke overleed op 10 februari 1990 in een Eindhovens ziekenhuis.
Als blijk van waardering voor de manier waarop hij zich onder meer had ingezet voor het kleine monument, mocht hij uit handen van prins Claus de legpenning van het Monumentenjaar 1975 ontvangen. In 1981 werd hem de zilveren penning uitgereikt van het Noordbrabants Genootschap en de penning van Museum Kempenland. Hetzelfde jaar werd hij ook verrast met een dubbelnummer van het tijdschrift Brabants Heem. Deze feestbundel was een blijk van dank voor het vele werk dat hij voor de heemkunde en voor het tijdschrift Brabants Heem had verricht. De bundel verscheen tegelijk als afzonderlijke publicatie onder de titel Een pleintje met bomen. Een jaar later werd hij nog benoemd tot lid van verdienste van de Stichting Brabants heem.
Erfenis
Door zijn veelzijdigheid is het moeilijk het belang van zijn activiteiten te beoordelen. De meeste bekendheid heeft hij wellicht gekregen door de door hem ontwikkelde modellen van Kempische dorpsvormen. Opgravingen zouden zijn theorieën moeten bewijzen. Toen het zo ver was, bleek dat zijn hypothesen ingrijpend moesten worden bijgesteld. Dat moet voor hem een diepe teleurstelling zijn geweest.
Toch heeft hij de theoretische basis gelegd waarop anderen met succes konden voortbouwen en wist hij de belangstelling te wekken waardoor de archeologische onderzoeken op gang kwamen. Het zal altijd wel een onbeantwoorde vraag blijven, hoeveel jonge archeologen er uit de Kempen zouden zijn gekomen zonder het werk van Arjen. Ook het belang van zijn werk voor de monumentenzorg is moeilijk te peilen. Dank zij hem kreeg Waalre zijn beschermde Loon en werd de Markt in Eersel behouden. In Eindhoven zette hij zich in voor het behoud van Riel.
De Boerderijcommissie van Brabants Heem is nog steeds provinciewijd actief. Het kleine monument kwam in de belangstelling te staan. Door zijn inzet startte Brabants Heem met een reeks monografieën op het gebied van de toponymie. Voor de straatnaamgeving in de Kempen gaf hij een richting aan voor zijn opvolgers. En in de wetenschappelijke wereld riep hij op tot meer samenwerking tussen de verschillende disciplines. Eindhoven kreeg mede dank zij hem een geschiedschrijving van de negentiende en twintigste eeuw. Het onderwijs gaf hij een voorbeeld hoe omgevingskennis kan worden verspreid en jongeren enthousiast kunnen worden gemaakt. Hij was een heemkundige duizendpoot.
Bronnen
Van Agt, A., Melssen, J., en Spoorenberg, J., "Bibliografie van Arjen Kakebeeke", in: Brabants Heem (jrg. 33, 1981), 125-127. Tevens verschenen in: Van de Ven, G., Een pleintje met bomen, Waalre, 1981.
B[ackbier, H., "Brabants Heem nam afscheid van A.D. Kakebeeke", in: De Rosdoek (nr. 22, 1981), 2-4.
Beex, H., "In memoriam Arjen Kakebeeke", in: Brabants Heem (jrg. 42, 1990), 38-39.
Cornelissen, K., "A.D. Kakebeeke, leermeester in heemkunde", in: De Rosdoek (nr. 83, 1997), 34-38.
Leenders, A., Toespraak bij het afscheid van de heer A.D. Kakebeeke als adjunct archivaris (typeschrift, 1981).
Melssen, J., "Arjen Kakebeeke laat sporen na", in: Brabants Heem (jrg. 42, 1990), 39-40.
Melssen, J., "In Memoriam", in: De Koerier van Brabants Heem (jrg. 19, nr. 1, 1990), 25-26.
Spoorenberg, J., "In memoriam A.D. Kakebeeke", in: 't Gruun Buukske (nr. 19, 1990), 34-37.
Van de Ven, T., "Bestuurslid A.D. Kakebeeke gehuldigd", in: De Rosdoek (nr. 5, 1976), 14-16.
Van de Ven, T., "In Memoriam A.D. Kakebeeke", in: De Rosdoek (nr. 55, 1990), 3-5.
En verder onmisbare informatie van de familie Kakebeeke, de heer en mevrouw Sj. de Jong en de heren N. Arts, J. Broertjes, C. Cornelissen, L. Ketelaars en H. Strijbos.
Dit artikel verscheen eerder in: J. Brouwers, e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noord-Brabanders. Deel 6, 's-Hertogenbosch, 2003.