Er zijn verschillende foto's uit de twintigste eeuw, die in Brabant gemaakt zijn en waarop brood gesneden wordt. Een voorbeeld is de foto die op bovenstaande ansichtkaart is afgedrukt. Het is ook te zien op een aantal foto's van de fotograaf Henri Berssenbrugge, die begin 1900 boerenfamilies in Tilburg gefotografeerd heeft. De oplettende kijker zal hierbij iets opvallen: de manier waarop het brood gesneden wordt is anders dan hoe wij die nu kennen. Waar de meeste mensen vandaag de dag leren om van zich af te snijden, was dat ooit anders. Op de foto's is te zien dat brood tegen de borst wordt gedrukt, en tegen zich aan wordt gesneden. Dit riep bij mij de vraag op waarom dit eigenlijk zo gedaan werd. Mijn zoektocht bracht me bij de volgende middeleeuwse bron.
Het hierboven beschreven gebruik blijkt al erg oud te zijn, afgaande op bovenstaande afbeelding uit een Frans manuscript uit de veertiende eeuw. Hierop is een persoon, waarschijnlijk een landarbeider, te zien die het brood tegen zich aan houdt om het te snijden. Naast deze vroege afbeelding zijn er nog meer visuele bronnen die erop lijken te wijzen dat brood al eeuwenlang op deze manier gesneden wordt: zo zijn er bronnen uit Duitsland, Italië en Rusland vanaf de zeventiende eeuw waar de snijwijze te zien is. Het onderstaande schilderij van Karel Slabbaert, en de prent van Nicolaes van Haeften zijn hier Nederlandse voorbeelden van.
Een nog vroeger voorbeeld is misschien wel het schilderij Maaltijd van achttien Amsterdamse schutters van Rot L van Dirck Barendsz uit 1566. Hoewel niet helemaal duidelijk te zien is of hier brood gesneden wordt, snijdt de afgebeelde schutter zeker naar zich toe.
Door deze verschillende voorbeelden lijkt het er sterk op dat de besproken snijwijze al eeuwenlang toegepast wordt, in meerdere Europese landen, maar ook in Nederland. Het is echter niet met zekerheid te zeggen of het gebruik ook echt wijdverspreid was in de periodes waarin de schilderijen en prenten gemaakt zijn. Daarnaast is de precieze oorsprong moeilijk te achterhalen. Wel is het erg waarschijnlijk dat het in ieder geval gedurende de negentiende eeuw veel gebeurde. Uit deze periode zijn zogenaamde ‘broodzeisen’, -gekromde broodmessen bedoeld voor deze manier van snijden- bekend in Brabantse en Vlaamse collecties, zoals die van het Museum voor Oudere Technieken. Bovendien komt het voor dat mensen die zich de manier van snijden nu nog herinneren, vaak niet beter weten dan dat hun grootmoeder en overgrootmoeder het al zo deden. In die zin lijkt het een gebruik wat ‘iedereen altijd zo had gedaan’.
Foto's en mondelinge bronnen wijzen erop dat niet alleen brood zo gesneden werd, maar ook andere voedselsoorten, zoals witte kool wanneer er zuurkool gemaakt moest worden, en ham of spek voor op brood. Voor deze snijwijze werd een scherp mes zonder kartels gebruikt. Dit mes werd meestal voor allerlei verschillende doeleinden gebruikt, dus niet alleen voor het snijden van brood. Daarnaast ging zo'n mes jarenlang mee, wat ook wel te zien is aan de soms ver afgeslepen messen. Deze manier van snijden lijkt tot na de Tweede Wereldoorlog gangbaar te zijn geweest. Toch kwam voor deze tijd de ‘nieuwe’ manier van snijden al op, wat bijvoorbeeld te zien is in de amateurspeelfilm ‘Tussen zeven en acht’ uit 1930. Hierin snijdt een huishoudster brood op een broodplank, en van zich af.
Verklaringen
Er zijn een aantal mogelijke verklaringen voor deze manier van snijden. Allereerst is er de optie dat het brood zo gesneden werd vanwege ruimtegebrek: er was misschien geen plek om brood op de ‘huidige’ manier te snijden, door te kleine tafels of doordat boeren op het veld gingen eten en hun brood nergens neer konden leggen. Van dat eerste lijkt geen sprake te zijn, omdat er op schilderijen soms voldoende tafelruimte aanwezig lijkt te zijn. Naast deze mogelijke verklaring is er ook de optie dat brood tegen de borst aan snijden praktischer was. Zeker wanneer er stevig roggebrood gegeten werd, hielp het wellicht bij het snijden om het brood in een houdgreep te houden. Een helemaal bevredigende verklaring is er echter niet.
Ontwikkelingen
Waar wel meer duidelijkheid over geboden kan worden, is de overgang van deze klaarblijkelijk eeuwenoude manier van snijden, naar de manier zoals die nu gangbaar is. Twee ontwikkelingen lijken hiermee te maken te hebben. Allereerst is er de opkomst van het kartelmes, en daarnaast –wat misschien nog wel belangrijker is- kwamen er broodsnijmachines op de markt. Het kartelmes, dat pas vanaf het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw op de markt kwam, maakte het makkelijker om door de harde korst van brood heen te komen. De ontwikkelingen op het gebied van brood snijden zorgden er dus voor dat de snijtechniek makkelijker werd voor de gebruiker.
Een ontwikkeling die het snijden van brood nog makkelijker maakte dan het kartelmes, was de opkomst van de broodsnijmachine. Een vroege variant hiervan is de roggebroodsnijder, die door middel van een hefboom met de hand kon worden bediend. Steven De Waele en Ina Ruckebusch noemen in hun artikel ‘Gesneden brood. Een kleine geschiedenis van het broodmes en de broodsnijmachine’ dat aan het begin van de twintigste eeuw de eerste elektrische broodsnijmachines werden ontwikkeld. Deze waren geschikt om alle soorten brood te snijden. Ze werden door bakkers pas echt in gebruik genomen rond de jaren vijftig. Vanaf toen was er op grote schaal voorgesneden brood te koop, en ook boeren kochten brood nu vaak bij de bakker. De snijtechniek die eeuwenlang gangbaar was geweest, stierf vanaf dit moment langzaam uit. Zelf brood snijden was niet meer noodzakelijk.
Toch waren er tot in de jaren vijftig nog Brabantse vrouwen die het brood tegen hun borst aan drukten, een of meerdere kruizen onderop sneden om het brood te zegenen, en er vervolgens sneeën vanaf sneden die meteen uitgedeeld konden worden. Brood snijden lijkt thuis voornamelijk een vrouwentaak te zijn geweest, hoewel mannen de snijtechniek eveneens onder de knie hadden. Zij sneden bijvoorbeeld vlees, of brood wanneer ze op het veld aan het werk waren. In het boek De landbouwers van den Noordbrabantschen zandgrond uit 1912, geschreven door ‘hoofdinspecteur der boerenleenbanken’ L. Deckers, wordt beschreven wat er als beleg gebruikt kon worden. Brood werd gegeten met reuzel of gezouten roomboter. Als beleg was er vooral vlees, maar een andere mogelijkheid was om een snee roggebrood met een snee mik te eten. Mik was namelijk ‘lekkerder’ brood, maar het was niet zo gezond. Een bekende spreuk was dan ook: ‘Van brood worde groot, van mik worde dik’.
Bronnen
Haen, H., Bakkersambacht en bakkersfamilies in Udenhout, Udenhout, 2018.
Franken, H., Gompel, W. van en Hoppenbrouwers, F., Kroniek van de Kempen, Liempde, 1982.