"Mijn grootvader Leonard Neggers was tussen 1905 en 1914 molenaar in Den Burg op Texel. Later werkte hij in de fabriek van MENEBA in Rotterdam, waar mijn vader in 1915 begon als zijn leerling. Na van zijn vader de grondbeginselen ervan te hebben geleerd, bekwaamde hij zich er steeds meer in, theoretisch via vakliteratuur en in de praktijk door de kwaliteit van het gemalen meel te verhogen tot prima patent bloem voor menselijke consumptie. Het zogenaamde "regeringsbrood" dat op voorschrift van de regering werd samengesteld (al vanaf 1916!) was hem een gruwel. Na zijn trouwen in 1924 werd mijn vader chef molenaar bij MENEBA in Den Bosch.
In de oorlogsjaren werd mijn vader door de Duitse bezetter gedwongen om meel te leveren. Dat werd dan om de veertien dagen opgehaald aan de Tramkade. Met de Duitse soldaat die altijd het meel kwam ophalen had mijn vader na verloop van tijd een goede verstandhouding opgebouwd: 'hij was geen "kwaaie"'. Mijn vader heeft al die tijd van te voren uit elke zak een paar scheppen achtergehouden, genoeg om voor zijn gezin, maar ook voor buurtgenoten brood te kunnen bakken!
Tijdens die jaren was ik nog te klein, om de volle draagwijdte van het gebeuren te kunnen begrijpen, dat kwam later pas. Toch waren er dingen die toen al zo’n indruk op mij maakten, dat ik ze me herinner! Zoals de keren dat het luchtalarm afging, vooral als dat in de avond of nacht gebeurde. Pa of ma tilden me dan uit mijn bed, sloegen me iets warms om en droegen me naar buiten waar de andere gezinsleden klaar stonden. Een aantal van hen droeg kussens of dekens. Zo begonnen we te lopen, om niet lang daarna een ruimte binnen te gaan die 'de schuilkelder' genoemd werd. Er waren schappen langs de muur waarop slaapplaatsen werden geïmproviseerd. Soms bleven we er een nacht, maar toen de gevechten om Den Bosch heviger werden, ook wel eens meerdere dagen en nachten.
Wij waren er ook niet alleen, er waren altijd meer mensen uit de buurt. Zelfs hier bakte pa brood. Ik vond het leuk om hem daarmee bezig te zien! Er was een papegaai, die 'Leve de Willemien!' en 'Oranje boven!’ zat te krassen en er zat vaak een mevrouw achter een naaimachine. Die mevrouw had het druk met het naaien van hemdjes, broekjes en onderrokjes. Ik heb ze ook veel gedragen! Ze werden gemaakt van hoogwaardig linnen en katoen, het materiaal waar de zakken waarin de bloem zat van werden gemaakt. Pa zorgde dat ze genoeg voorraad had!
In de dagen aan het einde van oktober 1944 waren er hevige gevechten in de stad en veel bombardementen. De meelfabriek en de vlakbij gelegen rivier de Dieze waren natuurlijk strategische punten. Op een kwade dag vertelde een Duitse officier mijn vader dat alle mensen uit de buurt of mee moesten vechten tegen de "Tommies" (zo werden de Engelse soldaten genoemd) of weg moesten gaan, want er zou op die plek hevige strijd gevoerd gaan worden. Van de mensen die toen in de richting van Hedel zijn gevlucht, hebben velen helaas de dood gevonden.
Mijn moeder was in die tijd hoogzwanger en mijn vader moest met haar naar het ziekenhuis, maar wij, de zes kinderen, moesten ook weg! Mijn vader had deze moeilijke situatie voorzien en erover gesproken en zo gebeurde het dat wij de stad in vluchtten, begeleid door een Duitse Militair. Ondanks dat was het een angstige tocht!
Na vaak vergeefs om plaats te hebben gevraagd, konden we terecht in de liftschacht bij V&D. Daar hebben we drie dagen alleen maar kunnen zitten, niet staan, of liggen en hadden we wat noodrantsoen en koekjes om te eten. Intussen beviel mijn moeder in de kelder van het Groot Ziekengasthuis van een tweeling, twee jongens, waarvan helaas maar een het overleefd heeft.
In de herfst van 1945, toen bleek dat de meelfabriek verkocht ging worden en bovendien een mengvoederfabriek werd, koos mijn vader toch voor het patentmeel en verhuisden wij naar Roermond waar hij bedrijfsleider werd bij de Smeetsmeelfabrieken.
Goud van Brabant
In 2019 deed ik mee aan het project "het verhaal van je opa of oma" van Goud van Brabant. Jonge reporters in spe kregen een speciale training en mochten de senioren wiens verhalen daarvoor uitgekozen waren interviewen. Ik stuurde mijn verhaal in en het interview werd op locatie opgenomen, want de fabriek aan de Tramkade is dan wel niet meer in bedrijf, ze bestaat nog steeds. Onze woning met nummer 24 is er niet meer.
Tijdens het interview liepen we met de crew even naar buiten, langs het fabrieksgebouw. De coördinator leidde mij naar een zijmuur, zij hield wat gras en onkruid weg en daar zag ik een verweerd, groen deurtje en daarnaast, verder naar onder een bijna versleten gedenksteen met nog net leesbaar te tekst: 'Bewoners van buurschap het Zand bedanken de directie van MENEBA omdat zij gedurende de angstige jaren 1943 en 1944 in deze kelder hun toevlucht konden vinden'.
Ik was hier hevig door ontroerd!"