Dürer was op reis om de gunst van keizer Karel V (1500-1558) te winnen. Onder zijn voorganger, Maxilimiaan I (1459-1519), kreeg Dürer een vaste toelage. Na het overlijden van Maximiliaan stokte de geldstroom. Samen met zijn vrouw ging Dürer op pad om te lobbyen voor fondsen bij de nieuwe keizer, die in de Lage Landen verbleef. En hij maakte tevens van de mogelijkheid gebruik om de omgeving te bezichtigen.
In 's-Hertogenbosch
In november 1520 voer hij via de Rijn (en daarna de Waal) het huidige Nederland binnen. Na een overstap in Nijmegen stopte de bootreis in Zaltbommel vanwege een storm. De reis ging te paard verder naar ’s-Hertogenbosch. Op 20 november kwam hij daar aan en hij beschreef in zijn dagboek dat het een “hübsche” stad was. Even positief beschreef hij de Sint-Jan: dat was een “auẞbündige schöne kirchen” (Unverfehrt, 112-113).
In ’s-Hertogenbosch dineerde hij met een zekere meester Arnold en ontmoette hij een aantal goudsmeden die hem eer betoonden. Helaas schrijft Dürer hier niet veel meer over dan dat. Ook andere bronnen bieden geen nieuwe inzichten. Zo werd in de stadsrekening van dat jaar geen melding gemaakt van het verblijf van Dürer. Desondanks is deze ontmoeting later wel verbeeld. Aan het begin van de jaren twintig van de twintigste eeuw schilderde kunstschilder George Sturm (1855 – 1923) een eigen interpretatie van het onthaal.
Van Den Bosch ging de reis verder via Oisterwijk naar Tilburg. Daar nuttigde het reisgezelschap een ontbijt. Dürer hield nauwkeurig bij hoeveel hij waar uitgaf, dus we weten dat het eten een waarde van vier witte penningen had. Het plan was om vervolgens in “Barell” (Baarle) te overnachten, maar de reisgenoten kregen het aan de stok met de waard. Ze sliepen die nacht in Hoogstraten. Vervolgens trokken ze naar Antwerpen.
Naar Bergen op Zoom
In december keerde het reisgenootschap weer terug in het huidige Noord-Brabant. Zo rond 5 december kocht Dürer daar een aantal kledingstukken. Zo gaf hij een dunne witte hoofddoek in Nederlandse stijl aan zijn vrouw. Het ging waarschijnlijk om een hoofddoek zoals afgebeeld op het schilderij van Jan Jansz. Mostaert ( 1474-1552?). Ook op schetsen die Dürer maakte in Bergen op Zoom, die later in deze tekst worden besproken, zijn dergelijke hoofddoeken te zien. Naast de kledingstukken betaalde hij ook nog 1 stuiver voor een bril en 6 voor een ivoren knoop. Het zullen waarschijnlijk geen Sinterklaascadeaus zijn geweest.
Hij maakte in Bergen op Zoom een aantal schetsen waarvan er een paar bewaard zijn gebleven. Volgens zijn dagboek nam hij in houtskool het portret van ene Jan de Haas, zijn vrouw en twee dochters. Met zilverpen tekende hij de dienstmeid en een oude vrouw. De portretten van de familieleden zijn er niet meer, maar die van de dienstmeid en oude vrouw wel. Dat is bijzonder, omdat we weinig afbeeldingen hebben van het ‘gewone volk’ aan het begin van de zestiende eeuw.
Het bezoek aan Bergen op Zoom sluit hij af met een bezichtiging van het Markiezenhof. In zijn dagboek geeft Dürer een opvallend eindoordeel over Bergen op Zoom. Het was een aangename plek in de zomer, schreef hij. En dat terwijl hij er in de winter verbleef. Ook hier moeten we gissen wat hem tot deze uitspraak heeft bewogen. Hij maakt wel vermelding van de Paas- en Koudemarkt. Al zal hij die laatste markt net hebben gemist.
Na een kort uitstapje naar Zeeland verbleef hij weer in Bergen op Zoom. Voor tien stuivers kocht hij een ivoren kam. Vervolgens begon hij de inwoners weer te portretteren. Een zeker “Schnabhan” (Snaphaan) werd vastgelegd en ook de zoon van zijn gastheer Jan de Haas werd nagetekend, plus nog wat anderen aanwezigen. Zo verdiende hij een aantal gulden. Een deel van het geld gaf Dürer uit aan eten. Zo noteerde hij dat hij negen keer dineerde voordat de reis verder ging naar Antwerpen. Daarna keerde hij niet meer terug in Bergen op Zoom.
In de tijd dat hij in Bergen op Zoom was heeft hij twee keer de Sint-Gertudiskerk nagetekend, maar daarover schreef hij niet in het dagboek.
Dürer was zelf erg trots op de tekeningen van zilverpen. Na zijn dood is het boekje echter uit elkaar gehaald en zijn de tekeningen in verschillende collecties terecht gekomen.
Bronnen
Unverfehrt, G. (red.), Da sah ich viel köstliche Dinge. Albrechts Dürers Reise in die Niederlande, Göttingen 2007, 112-113. Eerdere vertalingen zijn online raadpleegbaar. Bijvoorbeeld een Engelse vertaling en een oude Duitse uitgave.