Pion op een internationaal bord
Om de invloed van Maximiliaan I als Heilig Rooms keizer verder uit te breiden, werd zij uitgehuwelijkt aan Lodewijk van Hongarije, de zoon van Vadislav II. Nadat Lodewijk in 1526 bij de slag bij Mohász, bedoeld om de Ottomaanse opmars te stoppen, omkwam, nam zij tot 1531 het regentschap over Hongarije waar. Daarna werd zij door Karel V aangewezen als landvoogdes over de Nederlanden als opvolgster voor haar tante Maria van Oostenrijk, een functie die ze tot 1556 heeft vervuld. Zij resideerde in Brussel, dat tijdens haar bestuur uitgroeide tot een belangrijk centrum van cultuur.
Bestuur en diplomatie
Haar bestuurlijke en diplomatieke ambities waren gericht op de vergroting van de territoriale eenheid van de Nederlanden en de versterking van het centrale bestuur. De resultaten van haar bestuurlijk optreden waren wisselend: in 1539 en 1540 leidde de toenemende belastingdruk op de Gentenaren tot een volksopstand, die in 1540 door Karel V en Maria met veel machtsvertoon werd onderdrukt.
In 1543 werd Gelre als laatste Nederlandse gewest toegevoegd, wat een einde maakte aan de lange geschiedenis van strijd met Gelre, waardoor de stichting van een Nedersaksische staat in het oosten van de Nederlanden werd voorkomen. Haar bestuurlijke inspanningen hadden mede ten doel om een sterke positie op te bouwen tegenover de voortdurende expansiepogingen van Frankrijk. De koningen François I en Henry II hadden nog steeds grote belangstelling in het toevoegen van het grondgebied van de Nederlanden aan hun eigen rijk, om zo de machtspositie van de Spaans-Habsburgse monarchie af te zwakken.
Daarnaast werd door Karel V, terwijl Maria als landvoogdes was aangesteld, de Pragmatieke Sanctie, waardoor de Habsburgse Nederlanden allen aan dezelfde troonopvolger zouden toekomen. Toen Karel V in 1555 troonsafstand deed ten gunste van Filips II, legde ook Maria haar functie als landvoogdes neer, alhoewel ze Filips II en haar opvolger Emanuel van Savoye nog enige tijd van advies bleef dienen.
Beschermvrouwe
Maria van Hongarije onderhield contacten met prominente kunstenaars en denkers van haar tijd, ook religieuze hervormers. Zij werd in haar tijd zelfs beschuldigd van Lutherse sympathieën. Ook had zij belangstelling voor de kunst van de renaissance die na 1530 de laatgotische vormgeving in de Nederlanden verdrong. Ook in Noord-Brabantse steden is die omwenteling zichtbaar, vooral in de edelsmeedkunst. Brussel groeide in de jaren van haar bewind uit tot een belangrijk productiecentrum van wandtapijten.
Bronnen
Hoekstra, R., "Maria van Oostenrijk" in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland
Leitner, T., e.a., Margaretha en Maria: landvoogdessen der Nederlanden, Amersfoort 1993.