Collectie-item

Schup en schoefel, aflevering 623

Instelling/bron: Heemkundekring 'Zeeland'

In maandblad ut Rookelijzer in Zeeland verscheen jarenlang de rubriek: Schup en Schoefel. Geschreven door Albert de Groot in het dialect van Zeeland. Dit is de aflevering uit Rookelijzer 623 van 17 november 2018.

Ingesproken door Theo Verstegen en Piet Huvenaars in de studio van L-FM in Reek. Met medewerking van Tinus Verstraten en Mari Brouwer. Vertaald in de Nederlands door Annemarie van den Broek - Ottens.

TRANSCRIPTIE:

Schup:

Zeg Schuufelke, wette gij wor wij ut nog noit over hajje?

Schoefel:

Nieje, da wiejt ik nie. Da kan zo veul zing, zeg ut is.

Schup:

Over vruuger, toen we nog jong waare, lang geleeje!

Schoefel:

En wa wilde dor mè zegge?

Schup:

Musschien veindet iets um dor is over te proote.

Schoefel:

Nou, welke kant wilde uit? As keind of as oankommende snotneus of zoewe?

Schup:

Kan ming niks schille. Begin mar is, dan zien we wel wor we uitkomme.

Schoefel:

Beginde gij of begin ik? Ut makt ming niks uit. Beginde gij mar te vertelle.

Schup:

Nou zo wijd as ik ut wiejt begosse we in de bewaarschool, bij zuster Antonino.

Schoefel:

Dor he'k ok bij gezete mar ik heb ou nie gezien. Die zuster kos moej tiejkene. Wa wette gij nog doraf? Nou ik wiejt da mè Sinterklós un durske da Leen hiette in de zak moes. Jonge, jonge.

Schup:

En nou wiejt ik da Harrie W. un hiejl groewt pekske uit de kadoo-maand viet.

Schoefel:

En dr stonne alderhande moj dierkes op tegels bovve de kapstokke. En ik wiejt ok nog da groewte durskes van de hoewg klasse ons kwame ophoale en mename.

Schup:

En terno gonge we nor de jongesschool bij Nölleke Bongers en dor zing we geblivve wis we van de school af gonge.

Schoefel:

Wij kwame bij un juffrouw mè unnen moeilijke naam. Die kwam alle daag mè un moterfiets en unnen lerren jas en zo'n pet uit Ravvestein ons liejre lezen en schrijve.

Schup:

Wette wa? We gon de kommende kiejr wer wijer over de leggere school toen.

Schoefel:

Da is goed man. Kunne we nog is eventjes noodenke hoe ut dor waar.

Schup:

Dan nou wer wijer mè ut gewoon nijs van alledaag.

Schoefel:

Ut verkiejr hè al jorre laast van werk oan de weg. De Kerkstroot bij ut Gementehuis is olling kloor. Alliejn nog bömkes.

Schup:

De busse uit Uuje en door nor tow rije teggeworrig over Ut Uiventje, Van de Potersweg over den Boekelsedijk-Den Braand-de Putteler nor de Kerkstroot en dan zoewe nor Nimwegen en andersum.

Schoefel:

Bij KIJK is zelfs un bushalte gemaakt. Nou hendiger kan al nie mer.

Schup:

Wa is da ok wer KIJK; ik heb ut gewiejte mar tis kwijt ( kiek; zouwe ze in Mill zegge).

Schoefel:

Och da wette wel, dor kunde hiejl lekker ijs ete en koffie drinken en kunst bekijken.

Schup:

Nou ge ut zegt, ja en dan zonne zommer treffe mè zon en wermte en dorst.

Schoefel:

Den hoevulste ist vandaag? Halluf oktober en gedurig zommer. Ut kan nie op.

Schup:

Waacht mar af! Dr kumt nog nattigheid en weind en kaaw dizze kant uit en dan kunde wer gon klage en dikke jasse en sokke en laang onderbokse oantrekke.

Schoefel:

Tis toch wa. En dan moet Sinterklôs nog komme mè gekleurde wit/zwarte Pieten.

Schup:

Gelukkig geggut hier nog un bitje gewoon, krek as vruuger, alliejn veul drukker.

Schoefel:

En de mais is ovveral gemeyd. De bloajer valle me huujp in de Meulestroot.

Schup:

Wette nog da mè Allerziele ut olling kerkhof vol ston mè witte kriezante en ut waar duk zoewe, da ze krek op diejen dag olling bevrorre ware. Da ziede nou nie mer.

Schoefel:

Nog miejer nijs gehurt links of rechts? Tis zoewe, we hurre ok nie alles en zien ut nie.

Schup:

Ik hurde da Sjef de mulder doewt waar. Unnen groewte ijzersterke mens, die gewoon twieje zakke meel veur op zun fiets wegbrocht en nog van alles miejr, 95 joor.

Schoefel:

En nou zag ik in de krant da ze op Schuifelenberg elfduuzend verkes en vierduuzend bagge mage gon haawe. Unnen hellen kwak veinde ok nie?

Schup:

Enne meter lang en da 11.000 achter mekare, komde in Veghel uit en dan nog 4.000 halve meters is ok nog is twiewje duuzend halve meter verkesvles. Tis toch wa.

Schoefel:

En op Nabbegat kömt un groewt huis te stoon vur hulpbehoevende mensen. Moi zo!

Schup:

En wette wa ik is woi? Da Leo is unne kiejr zun olling verhaal in ut Zellands zoj opschrijve, want da kan ie ok, hè'k gezien.

Schoefel:

Ik waacht is af. En trouwes unne goeie Sinterklôs en wis wer is -is. Hou doe!

VERTALING:

Schup:

Zeg Schuufelke weet jij waar we het nog nooit over hadden?

Schoefel:

Nee, dat weet ik niet. Dat kan zoveel zijn, zeg het eens.

Schup:

Over vroeger, toen we nog jong waren, lang geleden.

Schoefel:

En wat wil je daarmee zeggen?

Schup:

Misschien vind je het iets om daar eens over te praten

Schoefel:

Nou welke kant wil je uit? Als kind of als aankomende snotneus of zo?

Schup:

Kan me niet schelen. Begin maar dan zien we wel waar we uitkomen.

Schoefel:

Begin jij of begin ik? Het maakt mij niks uit. Begin jij maar te vertellen.

Schup:

Nou zo ver als ik het weet begonnen we in de bewaarschool bij zuster Antonio

Schoefel:

Daar heb ik ook bij gezeten maar ik heb jou niet gezien. Die zuster kon mooi tekenen. Wat weet jij daar nog van? Nou ik weet dat met sinterklaas een meisje dat Leen heette in de zak moest. Jonge jonge.

Schup:

En nou weet ik dat Harrie W. een heel groot pakje uit de cadeaumand pakte

Schoefel:

En er stonden allerhande mooie diertjes op tegels boven de kapstokken. En ik weet ook nog dat de grote meisjes van de hoge klassen ons kwamen ophalen en meenamen

Schup:

En daarna gingen we naar de jongensschool bij Nölleke Bongers en daar zijn we gebleven tot we van school afgingen.

Schoefel:

Wij kwamen bij een juffrouw met een moeilijke naam. Die kwam elke dag met een motorfiets en een leren jas en zo’n pet uit Ravenstein, ons leren lezen en schrijven.

Schup:

Weet je wat we gaan de volgende keer weer verder over de lagere school toen.

Schoefel:

Dat is goed man. Dan kunnen we nog eventjes nadenken hoe het daar was.

Schup:

Dan nu weer verder met het gewone nieuws van elke dag

Schoefel:

Het verkeer heeft al jaren last van het werk aan de weg. De Kerkstraat bij het gemeentehuis is al klaar. Alleen nog boompjes.

Schup:

Bij KIJK zelfs een bushalte gemaakt. Nou gemakkelijker kan al niet meer.

Schoefel:

Wat is dat ook weer KIJK? Ik heb het geweten maar het is kwijt ( kiek, zouden ze in Mill zeggen)

Schup:

Och dat weet je wel, daar kun je heel lekker ijs eten en koffie drinken en kunst bekijken

Schoefel:

Nou je het zegt, ja en dan zo’n zomer treffen met zon en warmte en dorst

Schup:

De hoeveelste is het vandaag? Half oktober en steeds zomer. Het kan niet op.

Schoefel:

Wacht maar af! Er komt nog nattigheid en wind en kou deze kant uit en dan kun je weer gaan klagen en dikke jassen en sokken en lange onderbroeken aantrekken.

Schup:

Het is toch wat. En dan moet sinterklaas nog komen met gekleurde wit/zwarte pieten.

Schoefel:

Gelukkig gaat het hier nog een beetje gewoonnet als vroeger, alleen veel drukker.

Schup:

En de mais is overal gemaaid. De bladeren vallen met hopen in de Molenstraat.

Schoefel:

Weet je nog dat met Allerzielen het hele kerkhof vol stond met witte chrysanten en het was vaak zo dat ze net op die dag helemaal bevroren waren. Dat zie je nou niet meer.

Schup:

Nog meer nieuws gehoord, links of rechts? Het is zo, we horen ook niet alles en zien het niet.

Schoefel:

Ik hoorde dat Sjef de mulder (molenaar) dood was. Een grote ijzersterke man die gewoon twee zakken meel op zijn fiets wegbracht en nog van alles meer. 95 jaar.

Schup:

En nou zag ik in de krant dat ze op Schuifelenberg 11.000 varkens en vierduizend biggen mogen gaan houden. Een hele hoop vind je ook niet?

Schoefel:

En op Nabbegat komt een groot huis staan voor hulpbehoevende mensen. Mooi zo

Schup:

En weet je wat ik wou? Dat Leo eens een keer zijn hele verhaal in het Zeelands zou opschrijven, want dat kan hij ook heb ik gezien

Schoefel:

Ik wacht eens af. En trouwens, een goed sinterklaasfeest en tot het weer eens is. Hou doe